Nogmaals: Kromo Buiten. Aug. 1915.] Flores 460.000 ingezetenen, althans volgens de tegenwoordige re gistratie. Dat is dus 230.000 mannelijke inwoners, „waaronder begrepen de kinderen en ouden van dagen." De overige cijfers zijn mij momenteel niet bekend, doch een totaal van 1. 600.000 of 8a900.0t0 mannelijke inwoners zal niet te hoog geschat zijn. Dat wil zeggen 5 maal het cijfer van den heer L. L., op welk gansch foutief cijfer o. m. diens argumentatie is opgebouwd. De door mij hier gestelde cijfers maken verder commentaar m. i. overbodig. De heer L. L. schrijft voorts: „Ben ik trouwens goed ingelicht, dan kan het oorspronkelijk voor Timor uitgetrokken korps gewapende politie niet eens op formatie worden gebracht wegens onvoldoende lust tot dienstnemen en physieke ongeschiktheid". Maar weet de heer L. L. ook de reden, waarom die lust om bij het politioneele korps te worden ingelijfd zoo gering is? Het is hier niet de plaats om hierop nader in te gaan, maar misschien kan de heer L. L. ook hier omtrent bij zijn zegsman inlichtingen bekomen. Wat betreft de physieke ongeschiktheid—unaniem heb ik hier de klacht gehoord dat de keuring veel te streng is, daardoor de be volking afschrikt (men is toch immers niet „lakoe"!), terwijl aan de andere zijde zoo goed als niets gedaan wordt om de werving onder de bevolking populair te maken. Ik heb het persoonlijk meegemaakt, dat iemand voor een geval van gonorrhoe, dat niets abnormaals leverde en zooals te doen gebruikelijk is in waarschijn lijk 2 maanden vrijwel genezen zou zijn, finaal werd afgekeurd. Dit is meer dan eens gebeurd en onze soldaten worden voor die ziekte niet afgekeurd. Juist dergelijke lijders moeten op genomen en verpleegd worden, instede van afgekeurd en afgeschrikt. Ik heb orang goenoeng zien afkeuren voor platvoeten. En wanneer men nu weet, dat de orang goenoeng— óók met platvoeten— een on geëvenaard looper en klimmer, iemand met bijna positief abnormale marschprestaties, taai en onvermoeibaar is, dan eerbiedigt men natuurlijk de wetenschap, maar men denkt er het zijne van. En ik ben dan ook met Kriekx van meening, dat, wanneer de werving hier populair, handig, met tact en met medewerking van alle zijden krachtig gaat werken, dat de oogst schoon kan zijn. Natuurlijk niet dadelijkaan ieder ding is een begin—omdat eerst geleidelijkerwijze iets bereikt zal kunnen worden. 794

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 32