Nogmaals: Kromo Buiten. [Aug. 1915. Propaganda en reclame, instede van tegenwerking en onverschil ligheid-lain tidal De hoofdstrekking van mijn oorspronkelijk betoog, ontdaan van alle franje, was: dat de doorsnee Kromo buiten een slecht soldaat is, waar het de durchaus soldateske waarde en eigenschappen betreft. Voorts dat hij niet de ware eigenschappen bezit om te genover een I. V. te worden gebruikt. Wel heeft men nu—en ik erxen, niet ten onrechte—den vorm van mijn betoog aangevallen, dochik heb, waar het deze beide punten betreft, nergens den indruk gekregen in het betoog mijner tegenstanders dat het mijne ontzenuwd was. Bovendien betoogde ik, en in dit opzicht beschikten zoowel mijn opponenten als ik, slechts over theoretische gegevens, dat de tegenwoordige Javaansche soldaat tegenover een B. V., gezien hetgeen o.a. de thans woedende oorlog èn van physiek èn van moreel der manschappen eischt, evenmin met eere uit den strijd zal treden. Mijn opponenten verwachten van een betere selectie, betere voorwaarden, een groot heil, doch dit vraagstuk is thans ook nog slechts van theoretische zijde te benaderen, waar alle ondervinding ontbreekt. Slechts de praktijk zou hier het juiste oordeel kunnen aanwijzen. Ik zie voor beide punten de vervanging van de theorie door de praktijk met vreeze tegemoet—hoewel ik natuurlijk van harte hoop, dat de blijde verwachting mijner opponenten de vrucht zal baren, die zij na de selectiepoging tegemoet zien. Tenslotte gaf ik— misschien niet in gepaste bescheidenheid— als mijn meening weer, dat, indien althans mogelijk, de vervanging van het Javaansche element in ons leger - ik bedoelde natuurlijk bij de infanterie—door andere en meer soldateske landaarden zeer wensche- lijk zou zijn. Doch een wenschelijkheid is niet immer een moge lijkheid. Ik meende alleen dat 5 a 10%-alweer geheel theoretisch- van den wensch door het gewest Timor in vervulling zou kunnen worden gebracht, waarbij ik thans nogmaals uitdrukkelijk naar het artikel van Kriekx verwijs. En ik meen dat deze procenten dank baar aanvaard moeten worden, wanneer zij, na naarstigen en mis schien niet dadelijk rendeerenden arbeid, tenslotte als een kostelijk dividend, zelfs na afschrijving van behoorlijke reserves, door commissarissen kunnen worden vastgesteld. 795

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 33