Van Alles Wat. Aug. 1915.] Een ander voordeel is, dat ons R 1. II, doordat alles wat op de gevechtsleer slaat, eruit wordt gelaten, een zuiver exercitie-reglement wordt, waardoor men er als vanzelf toe wordt geleid, R. 1. I en II in één bandje samen te vatten onder den naamExercitie-Reglement. Nu nog iets over de „Eerbewijzen". Men vindt ze, zooals we opmerkten, in verschillende boekjes. Ter bevordering van de dui delijkheid is dit zeker niet geweest, tenminste in dit tijdschrift is ons gebleken, dat b. v. de Heer Calicher nog al puzzles en on begrijpelijkheden in diverse bepalingen heeft ontdekt. Nu zou men kunnen aanvoeren, dat de Eerbewijzen in het speciale voorschriftje en in den Garnizoensdien>t „garnizoenszaken" raken, terwijl de I. D. een speciaal wapenreglement is, zoodat de eerbewijzen, daarin vervat, ook alleen met den I. D. van het betrokken wapen te maken hebben. Dit is slechts ten deele juist, want in den I. D. van de Inf. bijv. komen verschillende artikelen voor, die zuiver den Garn. Dienst raken. En trouwens de beide andere boekjes zijn wél Garnizoensreglementen. Het is dus niet noodig dat wij dezelfde dingen zoo dikwijls behandeld zien. In den Garn. dienst kan het bekende „Uittreksel" al vast ver vallen. Eén reglement betreffende de eerbewijzen, dat alles geeft, wat op „het garnizoen" en „in het openbaar" betrekking heeft, is vol doende. In de verschillende Inw. diensten komt dan alleen datgene voor, wat van belang is in de kampementen en op de kamers. Onze bedoeling in de reglementenquaestie is slechts geweest te wijzen op de noodzakelijkheid van veel vereenvoudiging. De legerma- chine is ingewikkeld genoeg, en ieder die meewerkt om vereenvou digingen aan te brengen waar dit mogelijk is, handelt in het belang van het leger. Wij hebben slechts ideeën gegeven. Aan betere strategen, die ideeën verder uit te werken. De werkkring van den officier bestaat in het zich bekwamen voor de taak, die hem in tijd van oorlog wacht. Aan deze opvatting worden in de practijk door de overtalrijke bezigheden (commissies e. d.), waarmede een officier belast is, ern stige beletselen in den weg gelegd. Een zeer groot gedeelte van den beschikbaren tijd wordt inderdaad ingenomen door werkzaamheden, die heel weinig overeenkomst hebben met het eigenlijke officiersvak. Wij erkennen gaarne dat door de eigenaardige werking van de legermachine nog altijd vele bijdiensten niet kunnen vervallen. Maar zij drukken zeer op de eigenlijke taak van den officier, en dus op den geheelen dienst. De bezwaren, die, vooral in kleine garnizoenen, in den dienst worden ondervonden, zijn werkelijk van zeer ernstigen aard. Van den piketdienst vervalt men in eene Commissie, van de Commissie in een onderzoek en van dit weer in den piketdienst. 828

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 78