Betoog tegen: „de vijftien karabijnen." [Sept. 1915. niet zoo maar midden in het terrein, maar langs bekende wegen of paden gelegd treedt er een anderen toestand in. Op de verdere beschouwingen van A. zal ik niet ingaan, want dan zou het er langzamerhand op gaan lijken of ik theorie houd over patrouilleloopen en dat is niet de bedoeling. Alleen nog dit. A. zegt „de gewapende politie kent wèl patrouilles van 5 of 10 man. Maar hij vergeet dat die tak van dienst er niet is om verzet te breken en in het algemeen militair werk te doen. De gewapende politie dient om een enkel mannetje, dat zich aan eene misdaad heeft schuldig gemaakt, te arresteeren en omdat zoo'n oppas alleen niet veel waard is, gaan er dan maar 5 of 10. In algemeenen zin moeten zij dus in eene rustige streek de rust hand haven, maar zij behooren niet gebruikt te worden om de orde te herstellen als de streek in opstand is. Dat door het Civiel Bestuur van die politie soms een verkeerd gebruik wordt gemaakt, bewijst alleen dat de schuldige niet vol doende was ingelicht over den geest der bevolking in zijn gebied, dan wel, dat hij geen goed inzicht heeft in de dikwijls moeilijk op te lossen vraag wanneer het juiste oogenblik is aangebroken om militaire hulp aan te vragen. In ieder geval is door A. onvoldoende aangetoond, dat het ge bruik van kleine patrouilles gewapende politie ook maar in het minst uitlokt tot navolging. Rekening houdend met de door die politie geleden échecs, lijkt het mij eerder wenschelijk in hare voorschriften ook eene bepaling op te nemen als die in 337 V.V.I. Ik besluit dan ook met ten overvloede de hoop uit te spreken, dat wij die geïncrimineerde in ons V.V.I. mogen behouden. V. G. Gildemeester. Kaloeé 6/8— 15. 901 4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 25