De oefeningen der Infanterie Compagnie. [Sept. 1915. dagen beschikbaar, die hij, al naar gelang van de bereikte resul taten bij reeds gehouden oefeningen, kan bestemmen voor oefeningen, die hij nog eens wil herhalen. Ook zal het voorkomen, dat ter- rein- en weersomstandigheden belemmerend werken op voorgenomen oefeningen. Die oefeningen moeten kunnen worden herhaald, kun nen dikwijls in den schakel niet worden gemist, waardoor het onmogelijk is voor de oefeningen der compagnie een vast schema vast te stellen, waarvan onder geen voorwaarde mag worden af geweken. Ook kan het zijn, dat de compagniescommandant bij zijne begrooting bijv. 4 oefeningsdagen heeft uitgetrokken voor bijvoorbeeld gesloten exercitiën. Blijkt hem nu dat alles vlot en goed gaat, zoo kan hij met 3 dagen misschien volstaan, waardoor weer één dag beschikbaar komt, die zeer zeker in de meeste ge vallen wel als een welkome bate zal worden beschouwd. De groote moeielijkheid nu, is vast te stellen hoeveel dagen van den beschikbaren tijd voor verschillende oefeningen moeten worden uitgetrokken. Het gaat niet aan van het begin van eenig tijdperk af beginnende, het systeem te volgen niet tot een andere oefening over te gaan voordat de eerste in de perfectie wordt gekend, le. omdat, zooals reeds werd gezegd, die perfectie nooit wordt bereikt, 2e. omdat ook rekening moet worden gehouden met hetgeen de B. C4., de Br. C4. en de Lgr. O. op een gegeven oogenblik van de compagnie zullen eischen. Wil de B. C4. op een gegeven oogen blik een aanvang maken met nachtoefeningen voor het verzamelde bataljon, dan moet de compagnie de daarvoor benoodigde bedreven heid reeds bezitten. Tegen den tijd dat de brigademarschen wor den gehouden, moet de training der compagnie (het bataljon) zoover zijn gevorderd, dat van dat onderdeel niet op eens een te zware prestatie wordt geëischt, enz. enz. Voorwat nu betreft de bij den aanvang van de verschillende oefeningstijdperken te stellen eischen, vindt de compagnies (batal jons) commandant voldoende gegevens in punt 27 van den G.O.l. Dit is echter uiteraard niet het geval, voor wat betreft hetgeen in het le tijdperk, dat zeven maanden duurt, van de compagnie op verschillende tijdstippen zal worden gevergd. Dit is nl. zeer terecht overgelaten aan den B. C4., die voor de geoefendheid van zijn ba taljon weer verantwoordelijk is tegenover den Br. C4. Waar nu het 911 I. M. T. 1915. 59.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 37