Kort ïDederiroord aan XXX. (9. m, T. 3uli 1915 blz. 703.) Hoewel erkentelijk voor de waardeering, die mijn artikel in me nig opzicht van XXX mocht ondervinden, blijkt uit zijne kantteeke- ningen toch, dat Schrijver zich met eenige van mijne conclusies niet kan vereenigen, hetgeen mij aanleiding geeft op eenige punten van mijn betoog (l.M.T. Juni 1915 blz. 539.) nader terug te komen. In de eerste plaats nam ik met eenige bevreemding kennis van de geuite vrees, dat men zou meenen, dat mijn betoog „volkomen juist d.i.d. overeenkomende met de officieele opvattingen zou zijn". Daar toch menig onderdeel van de Oorlogsorganisatiën aan cri- tiek werd onderworpen, en daarvan afwijkende meeningen werden verkondigd, spreekt het toch wel van zelf, dat hier uitsluitend mijn per soonlijke meening werd bekend gesteld, welke- afgezien of deze al dan niet „volkomen juist" geacht kan worden—geheel onafhankelijk is van de heerschende officieele opvattingen. Voor de vrees van den geachten Schrijver bestaat dus inderdaad al zeer weinig grond. Ten aanzien van mijn artikel zelf het volgende: XXX zou het een organisatie/ouf achten, indien de 2de Afdn. G.T. aan de batterijen werden ontnomen, en-tot ééne trein af- deeling (de naam doet er minder toe) vereenigd—ter beschikking van den Afdeelingscommandant werden gesteld, omdat een bat terij de 2de Afd. G.T. altijd noodig heeft. Dit laatste ben ik niet met XXX eens. Zelden zullen in een gevecht alle drie de batterijen eener Afdeeling eene gelijke hoeveelheid munitie noodig hebben, en aangezien zelden van te voren kan worden vastgesteld, welke bat terij de grootste hoeveelheid projectielen zal moeten verschieten, is het m.i. van veel belang, den Afd. Ct. over een voorraad munitie te doen beschikken, waaruit deze naar behoefte de voorraden der batterijen kan aanvullen. Hiervoor nog boven de le en 2de Afd. G.T. een aparte L.M.C. in het leven te roepen, komt wel zeer over dadig voor, aangezien de beschikbare munitieuitrusting inderdaad vol doende kan worden geacht. Bij de thans bestaande organisatie ziet men in de practijk (S.i.a.t.) bij het in stelling komen de B.C.ten 917

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 43