Eenïge korte beschouwingen omtrent de uleescbkeuringen. Nog altijd worden brood en vleesch, bestemd voor den troep, gekeurd door officieren, die helaas tijdens hunne opleiding feitelijk niets van deze, toch zoo belangrijke voedingsmiddelen hebben ge leerd. Zij toch hebben nóch te Breda, nóch te Kampen iets noe menswaardigs daaromtrent vernomen, en alleen datgene, dat is voorgeschreven in de aanbestedingsvoorwaaiden moet den meesten tot leiddraad dienen. De eischen nu daar gesteld, zijn betrekkelijk zeer vaag, en een ieder weet dat meermalen onoordeelkundig goed, maar ook wel eens afgekeurd is. Het keuren van brood levert echter niet die moeilijkheden op als die van het versche vleesch, want in het proeven heeft men m. i. reeds een vrij goeden maatstaf. Met vleesch is dit niet zoo een voudig. Men spreekt in de aanbestedingsvoorwaarden van versch, gezond vleesch, goed uitgebloed en behoorlijk bestorven, terwijl verder eenige aanteekeningen voorkomen omtrent het aanwezig zijn van vet. Voornamelijk nu het gezond zijn, kan maar niet in een oogopslag bepaald worden. Het vleesch van een pas geslacht dier kan er oogenschijnlijk frisch en gezond uit zien en toch zou bij nader onderzoek een veearts dat zelfde vleesch beslist afkeuren. In 't kort, de vleeschkeuring geschiedt 'grootendeels nog door hen, die uit den aard der zaak het niet kunnen; ook dit moet ge leerd worden en daarvan is men in het moederland reeds eenige jaren ten volle overtuigd, ja zelfs is in die leemte voorzien door de luitenants-kwartiermeester cursussen te laten volgen in de plaat selijke of nabijgelegen abattoirs, waar hoofdkeurmeesters (veeartsen) deze heeren theoretisch en practisch op de hoogte brengen. Ook de leerlingen van den Intendance cursus volgen te 's Gravenhage een dergelijken cursus van drie maanden met 4 uur les per week, welke cursussen bewijzen, dat aan de vleeschkeuring meer vastzit dan oogenschijnlijk wel lijkt. Ö2Ö

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 46