Se pt. 1915 Bedenkingen tegen de legeruitbreiding in Japan. Mijn reden tot oppositie is tweevoudig, eerstens verlang ik een gron dige herziening van het militaire en maritieme stelsel, ten tweede verlang ik meer harmonische verhouding tusschen weermacht en staat. 2 Tegenstand uit een oogpunt van landsverdediging. Mijne opvatting van het woord „landsverdediging" is zuiver, wat het woord uitdruk, d.w.z. verdediging en bescherming van ons eigen land. Ik leg het niet uit in de beteekenis van willekeurigen en ongegronden aanval op een anderen staat, alleen omdat we in het bezit zijn van een sterke militaire macht. Om het nog juister uit te drukken, landsverdediging beteekent: het samenstel van maatregelen en instellingen, inges:eld en in stand gehouden door een Staat tot verdediging tegen dengene, die hem wil aanvallen, d.w.z. „landsver- dedirg" moet zoodanig zijn, dat ze passief blijft, tot het oogenblik, waarop het land aangevallen wordt of een inval plaats heeft en dan maar ook eerst dan—het zwaard trekt ter zelfverdediging. Men moet mij niet verkeerd verstaan en denken, dat het wezenlijke doel van landsverdediging alleen bestaat in het afweren van een aanval van een anderen staat of dat, wanneer oorlogstoestand bestaat, de weermacht alleen defensief moet optreden; integendeel, hoewel de organen der landsverdediging tot hoofddoel hebben, de schending van het grondgebied van den Staat door een anderen Staat tegen te gaan, moeten Leger en Vloot even goed zijn voorbereid tot den aanval en het binnendringen van het gebied van anderen. Aangezien van het standpunt van den Staat de werkzaamheid van de lands verdediging tot Leger en Vloot behoort, moet deze ook hare werk zaamheid aanmoedigen, maar daarom is het voor een Staat nog geen juist standpunt, om agressief op te treden, omdat hij krachtige mid delen tot la; dsverdediging bezit. Nu moet de organisatie der defensieve middelen noodzakelijk in overeenstemming zijn met de economische draagkracht en de in komsten van den Staat, de bevolking en de geografische gesteldheid van het land. Zoo moet deze b.v. voor Engeland geheel gebaseerd zijn op eene vloot, terwijl Duitschland integendeel bijna geheel voor hare verdediging op eene landmacht aangewezen is. Het zou dan ook eene absolute fout zijn, indien Duitschland voor hare landsver dediging alleen eene vloot bouwde of Engeland daarvoor van een landleger afhing. 930

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 56