Bedenkingen tegen de legeruitbreiding in Japan. [Sept. 1915. 13. De reden voor oppositie tegen de vorming van meer legerdi- visiën. Waar het mijne meening is, dat de uitgaven voor het leger zooveel mogelijk behooren te worden ingekrompen en de daardoor bespaarde gelden moeten worden besteed aan den bouw en het onderhoud van eene krachtige vloot—welke absoluut onontbeerlijk is-,daar voel ik mijzelf genoodzaakt mij te verzetten tegen de aanvrage der Regeering om meer divisiën op te richten en dat niet alleen thans, maar ook in de toekomst. Ik geloof, dat onze staatslieden goed zouden doen, het voorbeeld te volgen der Britsche staatslieden en met betrekking tot Korea en Mantsjoerije zulke maatregelen namen, dat deze landen zichzelve kunnen verdedigen. Zoolang als wij geen staatslieden hebben, die flink genoeg zijn om de Koreanen wapens te durven geven en hen de verantwoordelijkheid te geven voor de verdediging van hun eigen land, blijft de ontwikkeling en voorspoed van het Japansche Keizerrijk een ijdele hoop. Maar wat doen onze regeerings-personen? Zij persen onze zakken uit met hunne belastingen, opdat zij de Koreanen comfort en een rustig bestaan kunnen verschaffen; zij leggen wegen voor hen aan, bouwen spoorwegen, richten scholen voor hen op, geven hun eene kosteloose opvoeding en verkoopen tabak en steenkolen tegen lagere prijzen aan hen dan aan ons. En met dat alles niet tevreden, gaan ze verder en besteden jaarlijks 100 millioen voor de verdediging van het land der Koreanen. Dit is eene dwaze politiek, van welken kant men de zaak ook beschouwt. Maar wanneer we verder daarbij in acht nemen, dat door dat alles de verdediging van het Moeder land welks integriteit en onafhankelijkheid steeds ongerept is gebleven wordt in gevaar gebracht, dan moeten we tot het besluit komen, dat onze staatslieden een politiek volgen, die in hooge mate zorgeloos, en betreurenswaardig levens is. 14. De grondwettelijke zijde van de zaak. Z.M. de Keizer is in alle zaken heilig en onaantastbaar, zoo moet hij ook als heilig en onaantastbaar beschouwd worden in zijn opperbevel over leger en vloot. Artikel II van de Grondwet bepaalt, dat de Echter is het Japansche Legerbestuur reeds begonnen, met het toelaten van Koreanen in het officierskorps op denzelfden voet als geboren Japanners. 941

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 67