Beioog iegen: „de uijftien karabijnen
In No. 7 van het I. M. T. van dit jaar doet Asymptoot een aanval
op het absolute verbod in 337 V. V. I. om patrouilles van minder
dan 15 karabijnen zelfstandig uit te zenden en levert daarbij beschou
wingen, waarmede hij wil bewijzen, dat dit verbod te streng is
geredigeerd.
Bij een dezer beschouwingen zet de Redactie van het Tijdschrift
eene noot, waaruit zou kunnen worden afgeleid, dat zij het met de
strekking van A's betoog eens is.
Daar de Redactie momenteel in handen is van een Staf-officier,
die tevens bekend staat als geroutineerd marechaussee-officier en
er dus vanzelf sprekend groote waarde aan die aanteekening gehecht
zal worden, mogelijk meer dan steller bedoelde, vind ik het noodig
ook op de keerzijde der zaak te wijzen. Ik hoop te kunnen aan-
toonen, dat dit absolute verbod zeer noodig is en dat het wenschelijk
is het streng te handhaven.
Wordt het milder dus zwakker gesteld, dan verwatert het en zullen
wij al heel gauw patrouilles van 5 of 6 man zien uitzenden, en dan
durf ik voorspellen dat de nadeelen niet tegen de voordeelen zullen
opwegen.
Ik ga uit van den practischen regel om den vijand nooit de minste
kans te geven, in geen enkel opzicht, omdat één succesje van de
tegenpartij niet wordt geneutraliseerd door 3 groote successen van
ons.
Alleen daarom al wil ik „de 15" gehandhaafd zien, want als het
een Inl. vijand zou gelukken eene patrouille van ons van 6 of 7
man af te maken, zou de invloed van dit succes op de bevolking heel
wat grooter zijn dan wanneer dat zou overkomen aan eene patrouille
der gewapende politie.
Dat weet de tegenpartij ook en daarom zouden die kleine pa
trouilles als het waren eene uitlokking zijn.
En nu geef ik gaarne toe, dat eene patrouille van een man of
zes uitstekende soldaten, geroutineerd in alles en zeer goede schut-
897