De oefeningen der Dnfanterie
compagnie.
Punt 6 van den G. O. I. zegt, dat de compagniescommandant
aan den bataljonscommandant verantwoordelijk is voor de oefening
zijner compagnie
De geoefendheid der compagnie wordt beoordeeld naar den graad van
bedrevenheid in het schieten, de exercitiën, velddienst- en gevechts
oefeningen, marschoefeningen, pionieroefeningen, optische seindienst,
nachtelijke oefeningen en lichaamsoefeningen, terwijl bovendien
theoretische kennis wordt geeischt, als in de verschillende reglementen
en voorschriften voor de verschillende rangen is aangegeven.
De in de le alinea vermelde verantwoordelijkheid zou doen ver
wachten, dat de compagniescommandant geheel vrij is om den
beschikbaren tijd zoo te besteden als hem met 't oog op de oefe
ning van zijn compagnie gewenscht voorkomt. Dit is echter niet
het geval. Zoo is bijv. voorgeschreven hoeveel schietoefeningen
hij minstens jaarlijks moet houden, wanneer en hoeveel marschoe
feningen hij moet houden enz. Deze voorschriften moeten echter niet
worden beschouwd als eene beperking van de vrijheid van den
compagniescommandant, maar als eene verlichting van diens taak.
Ze berusten nl. op jarenlange ondervinding, die geleerd heeft, dat
in het algemeen het niet noodig is bedoelde oefeningen veelvuldiger
en niet gewenscht is ze minder te houden dan is aangegeven De
wijze trouwens waarop die voorgeschreven oefeningen moeten
worden gehouden, blijft, alweer binnen zeker grenzen, tot de be
voegdheid van den commandant der compagnie behooren.
De vraag nu, voor de beantwoording waarvan ieder cies comman
dant zich geplaatst ziet, is: Welke oefeningen moet ik op de dagen
dat de cie te mijner beschikking is met mijn cie houden"?
Bij de beantwoording van die vraag moet rekening worden ge
houden met verschillende factoren als: de reeds bereikte graad van
geoefendheid, den beschikbaren tijd, de van hoogerhand voorge
schreven tijdperken en de hiervoor reeds besproken gegeven voor
schriften voor het houden van bepaalde oefeningen.
909