1. de lichtgewonden, die naar de gevechtslinie terugkeeren.
2. de marschvaardige lichtgewonden, die naar verzamelplaatsen
buiten het gevechtsveld of elders kunnen worden gezonden.
3. de gewonden, die na voorloopig verbonden te zijn, in staat mogen
worden geacht om zelfstandig of met behulp van gewonde ka
meraden, de lijn van concentratie te kunnen bereiken.
4. de zwaargewonden.
5. de gesneuvelden.
Om eenigszins van een goeden gang van zaken verzekerd te zijn,
moeten de gewonden van merken, ook begrijpelijk voor analpha-
beten, worden voorzien.
De lichtgewonden, die na verbonden te zijn naar de gevechtslinie
terug kunnen, krijgen een blikje of stukje zink zonder eenig ken-
teeken.
De marschvaardige lichtgewonden bekomen hetzelfde blikje met
een wit kruis.
De zwaardere gewonden, die op de verb andplaats nader moeten
worden geholpen, alvorens ze voor verder transport achterwaarts
geschikt zijn, worden voorzien van een blikje met een rood kruis
gemerkt.
Gaatjes in het kruis geslagen bepalen de mate van marschvaar-
digheid.
De minder beteekenende oppervlakkige verwondingen worden
voorgesteld door gaatjes aangebracht in de randen van het witte kruis.
Gewonden, voorzien van een blikje met een gaatje door een van
de horizontale armen van het roode kruis, kunnen loopend de
verbandplaats c. q. de tusschen deze en het gevechtsveld gelegen
plaatsen, waar medische hulp kan worden verleend, bereiken.
Verwondingen, die de getroffenen buiten staat stellen zich noemens
waardig te verplaatsen, worden aangeduid door gaatjes in de verticale
balk en in het midden van het kruis.
Ze stellen verwondingen van hoofd, romp en onderste ledematen
voor.
Zoowel de gefingeerde gewonden zelf, als de ziekenverplegers en
ziekendragers moeten van deze merkteekenen op de hoogte worden
gebracht.
De eersten, opdat zij niet, zooals wel bij oefeningen wordt waar
genomen, bij een zeer lichte verwonding bijv. van een pink, zich
977
OEFENINGEN EN GENEESKUNDIGE MANOEUVRES. [Oct. 1915.