Oct. 1915.] Wenken bij het houden van Geneeskundige
plat neer laten vallen en de komst van den ziekenverpleger afwachten,
om na door dezen te zijn verbonden welgemoed hun plaats in de
gelederen te hernemen, of met spoed zich naar de verbandplaats te
begeven. lederen soldaat moet de gulden regel „Help U zelf"
worden ingeprent.
Daarom moeten alle gewonden niet voorzien van het blikje met
het roode kruis, na zich zelf te hebben verbonden of door kameraden
te zijn geholpen, wegtrekken van het gevechtsveld, dan wel kruipend
pogingen daartoe aanwenden.
De ziekenverplegers en ziekendragers weten dan, aan de kleur
der kruizen, dat ze met gewonden te doen hebben die hunne hulp
al of niet kunnen ontberen.
De gewonden, voorzien van het blikje met het roode kruis, moeten,
zoodra zij ambulance personeel in de nabijheid waarnemen, de
aandacht op zich trachten te vestigen 't zij door roepen, 't zij door
het zwaaien van een zakdoek, tak, of iets anders; het schreeuwen
om hulp in het wildeweg moet bij de oefeningen worden verboden.
De gewonden, voorzien van het blikje met gaatjes door de hori
zontale armen van het kruis, wachten het dragerspersoneel zittend af;
zoodra deze voorbij zijn, bij latere oefeningen, zoodra zij door de
ziekenverplegers zijn verbonden, gaan ze naar de lijn van concen
tratie.
Alleen de gewonden, welke blikjes hebben gekregen met gaatjes
door de verticale armen of in het midden van het kruis, moeten
languit op den grond blijven liggen. Zij zullen moeten worden
opgespoord.
Op deze wijze leeren de dragers een zekere selectie betrachten
en houden zich niet onnoodig op bij gewonden, die hunne hulp het
allerminst noodig hebben, waardoor vaak bij oefeningen zooveel
kostbaren tijd verloren gaat.
De gesneuvelden bekomen een blikje met een blauw kruis.
Ook dit is niet van belang ontbloot.
De ziekendragers mogen toch nimmer nalaten zich te overtuigen
of zij met een schijnbaar doode, een in zwijm gevallen gewonde
hebben te doen.
Bovendien wordt op deze wijze de troep de gelegenheid geboden
zich te oefenen in het afzoeken van het gevechtsveld, c.q. de dooden
te begraven.
978