De brigade (1/2 sectie) als tactische en admini5tratiene eenheid. De indeeling van de Garnizoensinfanterie in brigades, op denzelfden voet als bij het Korps Marechaussee, heeft hare doelmatigheid in de practijk afdoende bewezen. Niemand zal de toepassing van de vroeger heerschende denkbeelden, waarbij de sterkte van eene patrouille eenvoudig in „bajonetten" werd uitgedrukt, terugwenschen. Een enkele maal werd wel, zoowel door Commandanten van ageerende troepen, als in de militaire literatuur, het optreden tegen den 1. V. met afdeelingen, zwakker dan een brigade (minimum 15 karabijnen) bepleit, doch bij de verwezenlijking van dit denkbeeld kan de indeeling in brigades uiteraard gehandhaafd blijven, aangezien een splitsing van de brigade slechts voor een bepaald doel zou worden in het leven geroepen, en dus van tijdelijken aard zou zijn. De omstandigheid, dat de Garnizoensinfanterie in het algemeen vrijwel op sterkte wordt gehouden, maakt het mogelijk, overeenkom stig de formatie, alle brigades—althans het meerendeel—onder commando van een Europeesch sergeant te plaatsen, die niet alleen de functie vervult van tactisch aanvoerder, maar ook voor aangele genheden betreffende den Inwendigen Dienst, als toezicht over wapening, kleeding en uitrusting, voor zijne brigade kan worden verantwoordelijk gesteld. Het sectieverband bestaat bij de Garn. Inf. dan ook feitelijk niet; de Officieren zijn belast met het algemeen toezicht in de kampementen of bivaks, en worden bij opdrachten met een tactisch doel belast met het bevel over eenige brigades, welke in elk bijzonder geval door den Compagnies- of Bivak Cdt worden aangewezen. Nadeelige gevolgen van het gemis van eene organieke indeeling in Officiersaf- deelingen, welke in het algemeen bij de Marechaussee wordt in acht genomen, hebben zich, voor zoover bekend, nimmer voorgedaan. Aan de ^hand van de gunstige uitkomsten bij de Mar. en de Garn. Inf. verkregen, werd ook bij de Veldbataljons het brigade (M sectie) ver band in het leven geroepen. In de volgende beschouwingen zal worden nagegaan, in hoeverre deze organisatie gelukkig kan worden geacht. 1024

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 58