[Oct. 1915.
Uit een tactisch oogpunt komt de brigadeindeeling van weinig
nut voor. Bij opdrachten van eenig belang zal toch zooveel mogelijk
een Officier of als zoodanig dienstdoend onderofficier met de uit
voering worden belast, en het ligt voor de hand, hem dan in
beginsel het commando over zijne afdeeling (sectie) te laten. Splitsing
van de sectie zal dus, waar mogelijk, worden vermeden. Moet
bij het verrichten van Marschveiligheids- of Voorpostendienst tot
tijdelijke splitsing worden overgegaan, dan zal het wel zelden of
nooit mogelijk zijn, het verband in de brigades, of zelfs in de
groepen, intact te houden. Een ernstig bezwaar kan dit niet worden
geacht, in een sectie ter sterkte van 35 man mag toch worden verwacht,
dat kader en manschappen elkander behoorlijk kennen. Zelfs indien
in de toekomst de sectie tot een 60tal geweren zou worden opge
voerd, zal zulks het geval blijven.
Van meer belang is echter, dat juist onder de meest ernstige
omstandigheden, dus in het gevecht, het dooreenraken van tactische
verbanden onvermijdelijk is. Niet alleen secties en compagnieën,
doch zelfs bataljons en wellicht Brigaden (groote) zullen bij de
doorvoering van het gevecht door elkander geraken, hetgeen zal
leiden tot improvisaties bij het opnieuw indeelen van de troepen,
waaraan deze dus in vredestijd reeds gewend moeten zijn. Is dus
eenerzijds de organieke indeeling in Yi secties van weinig waarde,
anderzijds leidt het streven, het verband in de brigades ook bij het
verspreiden van de sectie in stand te houden, tot eenigszins gewrongen
toestanden, waarop reeds meermalen in het I. M. T. de aandacht
werd gevestigd en waarover dus hier niet verder behoeft te worden
uitgewijd.
Nog bedenkelijker doen zich evenwel de nadeelen van de huidi
ge brigade-indeeling gevoelen bij aangelegenheden, den Inwendigen
Dienst betreffende, en wel in het bijzonder ten gevolge van belang
rijk, en helaas chronisch, gebrek aan Eur. onderofficieren. Beschik
te als regel iedere compagnie over de 8 Eur. sergeanten, die er vol
gens de formatie zouden moeten zijn, dan zouden alle manschap
pen onder het gezag zijn gesteld van een Eur. onderofficier.
Eene tijdelijke afwezigheid wegens ziekte of garnizoensdiensten
zou geen ernstige bezwaren opleveren.
Had men vroeger, toen, voor wat betreft den Inw. Dienst, de Eur.
sergeanten belast waren met het bevel over een sectie, reeds den
1025
De BRIGADE (1/2 SECTIE) ALS TACTISCHE ENZ.