Oct. 1915.] Wenken bij het houden van Geneeskundige
oefeningen van den troep, gaat er te veel tijd met den opzet, het
ontwikkelen verloren, zelfs wanneer de bedoeling daarbij voorzit,
de oefening niet tot eigen leering, maar uitsluitend tot leering van
den geneeskundigen dienst te houden.
Het schijnt nu eenmaal onmogelijk de troep van 't begin af aan
de denkbeeldige eindstelling te doen innemen, m.a.w. het gevecht te
doen beginnen op het moment, dat dit voor den geneeskundigen
dienst belangrijk wordt.
Daarom dienen de eerste oefeningen buiten niet in aansluiting aan
de oefeningen van den troep te geschieden.
Alleen zal het noodig zijn een denkbeeldige tcestand vooraf met
een toegevoegd troepenofficier vast te stellen.
De lijn van grootsten weerstand kan wel steeds worden aangege
ven en naar gelang van het tusschen gelegen terrein, kunnen de te
verwachten verliezen worden bepaald.
We behoeven voor zulke eerste oefeningen slechts over iets meer
manschappen te beschikken als het te verwachten verlies aan zwaar
gewonden zal bedragen.
Op het uur, dat de oefening een aanvang zal nemen, worden de
gewondenbriefjes c.q. andere merkteekens die de verwondingen aan
geven, den troepenofficier ter hand gesteld en deze begeeft zich,
vergezeld van 2—4 ziekenverplegers ruim voozien van verband en spalk
materiaal, met zijn manschappen in de richting van den vijand op weg.
Telkens wanneer hij meent dat het oversteken van een terreingedeel
te aanleiding moet geven tot verliezen, worden door hem de gewon
denbriefjes tot het door hem noodig geachte aantal uitgegeven.
De toegevoegde ziekenverpleger voorzien de gewonden van het ver
band overeenkomende met de aangegeven verwonding, en trekken
verder met den troep mee, de gewonden, nadat hun de plaats is
aangewezen waar zij dienen te worden gevonden, verder aan hun
tot overlatende.
Geleidelijk worden de briefjes enz. uitgedeeld, tot ten slotte, bij
het punt van den stormaanval, de rest wordt geplaatst.
Zij het ten overvloede, dient er hier nog even op te worden ge
wezen, dat in den beginne een spaarzaam gebruik van de briefjes
dient te worden gemaakt, opdat niet, zooals het wel voorkomt, op
het moment van den stormaanval een groot te kort aan briefjes gaat
heerschen.
974