De Verdediging van Indie. Nov. 1915.J zal moeten worden herzien. Het tweede werd het laatst door den Heer van Verre berekend, maar ook deze berekening zal moeten worden herzien in verband met de hoogere prijzen voor de een heden tengevolge van de jongste vlootwet. Zou het niet iets zijn voor de I.K.V. om eene studie-commissie te scheppen, die voor het derde geval de berekening maakt? De Heer Schepp gaat van zijne verdediging van het stelsel van de S.C. over in een tegenaanvalhij zal mij verschoonen, wanneer ik hem op dien weg niet ver volg. Alleen wil ik dit opmerken; de S.C. in strenge consequentie van de door haar voorop gestelde beginselen besloot, desnoods, tot vermindering van de legersterkte en kwam zoodoende tot eene bezui niging op de landmacht van 7 millioen 's jaars. Dat wil dus zeggen, dat bij het stelsel van die commissie toch nog een bedrag van 50—7=43 millioen's jaars voor de landmacht noodig blijft. Wanneer mijn geachte tegenstander dus ongeveer schrijft: „Het leger, dat, zooals iedereen toegeeft, op het oogenblik weinig voor de verdediging zou kunnen doen-kost 50 millioen, de vloot van de S.C., die toch in elk geval meer zou kunnen uitvoeren, maar 35 millioen", dan stelt hij de zaak verkeerd. Naast die vloot van 35 millioen blijft dan toch volgens diezelfde staatscommissie een leger van 43 millioen noodig, totaal dus volgens de S.C. 78 millioen 's jaars voor leger en vloot in Indië samen. Aangezien leger en vloot in Indië thans samen 60 millioen kosten, is het de vraag of we met reorganisatie van de vloot binnen de perken van de huidige uitgaven daarvoor en 18 millioen's jaars meer voor het Leger, niet een heel eind verder kunnen komen om althans Java te beveiligen dan met het stelsel van de S.C. het geval is. Waar bij nog buiten beschouwing is gelaten, dat algemeen een van de allerzwakste zijden van de voorstellen van die commissie wordt geacht, dat de verdediging van de vlootbasis aan de landzijde geheel onvoldoende verzekerd is. Voorts wijst de Heer Schepp op de moeilijkheid of onmogelijk heid het Indische leger op sterkte te houden, wat de bruikbaarste elementen betreft. Daartegen zou heel wat te zeggen zijn, maar dat lijkt onnoodig, waar juist de personeel quaestie hei moeilijke, zoo niet onoverkomelijke punt bij alle vlootplannen vormt. De Heer S. herinnere zich, waar men niet van den galg moet spreken? 1068

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 18