De Verdediging van Indie.
[Nov. 1915.
Ter voorkoming van misverstand, waarop ik extra-bedacht ben
na het entrefilet, dat mijn oud-collega Boon in zijn blad over mijn
vorig artikel heeft meenen te mogen plaatsen of toelaten, nog dit:
Wanneer we de middelen hadden om een groote vloot voor Indië
te bouwen, daar naast aan de defensie te land de dan nog noodige
aandacht te besteden, dan zou ik daartegen geen bezwaar maken.
Als we nationale aspiraties buiten onze grenzen hadden, zooals
andere kleine staten, b. v. Griekenland, dan zouden we de kwade
kansen in den koop moeten nemen en ons voor een aanvalsoorlog
voorbereiden. Lagen die aspiraties over zee, dan was natuurlijk
in de eerste plaats een vloot noodig.
Maar we zijn een verzadigd land en daarin moeten we ons schik
ken, al zou dit tegen onze individueele neiging in gaan. We moeten
in deze defensie-zaken niet ons gevoel, maar ons verstand laten
spreken. Het is natuurlijk onmogelijk een defensie-stelsel uit te
denken, waardoor een kleine tegen een veel grooteren bestand zou
zijn. Daarom moeten we datgene nemen, wat naast de meeste
waarborgen de minste gevaren in zich houdt, datgene wat tenmin
ste het behoud van het meest waardevolle deel van ons bezit het
meest waarschijnlijk maakt.
W. Muurling.
Kap. Gen. Staf.
Resumeerende kom ik tot de volgende conclusies:
1. De „fleet-in-being" theorie, waarop de Staatscommissie haar
stelsel baseerde, is ondeugdelijk.
2. De onderstelling, dat een tegenstander gedwongen zou zijn zoo'n
groot gedeelte van zijne vloot ter bescherming van de eigen
kusten achter te laten, dat hij niet vrij zou zijn om met zooda-
nigen overmacht aan maritieme middelen in den Archipel te
verschijnen, als hij noodig acht, is onjuist.
3. Ook het defensie-stelsel volgens de Staatscommissie strekt in
hoofdzaak slechts tot verdediging alleen van Java. De Buiten
bezittingen liggen in dat stelsel nagenoeg even [weinig beveiligd
als bij het huidige systeem.
1075