Nov. 1915.] De Militie-Voorstellen. in Jerusalem zijt) zal dan ook wel geen sprake kunnen zijn, in tegendeel, doch dat geld achten wij geenszins weggeworpen. Afgescheiden van een voldoende hoeveelheid vrijwilligers voor de vorming van het noodige vrijwillige kader, moet ons leger—dat steeds voor den I. V. gereed moet zijn een kern van vrijwilligers bevatten voldoende om dat varkentje te wasschen. Artillerie en cavalerie zijn tegen den I. V. als regel te missen, waaruit volgt, dat deze wapens zich in eerste instantie voor „militie" eigenen. De in Nederland voor die wapens bestaande le oefentijd overnemende, zou voldoende tijd beschikbaar zijn om daarbij in te deelen Europeesche, Menadoneesche (wanneer worden deze eindelijk eens voor de bereden artillerie benut?) en Inlandsche miliciens afdoende af te richten. In de onderwerpelijke voorstellen worden nu echter juist bij deze wapens geen miliciens ingedeeld, hetgeen wij in verband met het bovenstaande een fout achten. Aanvulling van deze wapens in oorlogstijd is van wege den langen benoodigden oefentijd zeer moeilijk, thans kunnen we dan ook vrijwel zeggen, dat er in oorlogstijd van aanvulling dier wapens niet veel sprake zal zijn; bestonden ze geheel of gedeeltelijk uit militie, dan was uiteraard de aanvulling verzekerd, dus nog een reden te meer, om militie ook bij die wapens in te voeren. Ook de niet te vermijden uitbreiding van Art. en Cav. zou dan natuurlijk veel minder kosten met zich brengen, wellicht zou zulks ook hier wel „nagenoeg gratis" kunnen geschieden. Invoering van algemeene dienstplicht voor mannelijke Eurn etc., echter voorwaardelijke vrijstelling van die der Buitenbezittingen (B. Bez.n). Dit laatste is o. i. zeer te betreuren. Indië is één geheel, waarin althans voor éénzelfde categorie van ingezetenen—de plichten gelijk behooren te zijn. Acht men nu voor een categorie algemeene dienstplicht noodig, accoord, maar dan ook geen vrijstellingen, deze zijn principieel fout. Behalve principieel verkeerd, is de hier bedoelde vrijstelling boven dien nog te betreuren, omdat de Eur. militie uiteraard betrekkelijk slechts een gering aantal krachten—veel minder dan men zou kun nen gebruiken kan opleveren en het dus te veroordeelen is, om van een deel geen gebruik te maken. 1078

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 28