Nov. 1915.] De Militie-Voorstellen. Of dit standpunt voorgezeten heeft, dan wel alleen de motieven, die de heer M. bij brengt, n. 1. onmogelijkheid om een niet-ontwik- kelden Inlander in maand goed af te richten en de te verwachten compensatie in den vorm van staatkundige rechten, is ons onbekend. Alleen willen we even opkomen tegen dit compensatie-argument. Het is niet de eerste keer, dat door een schrijver over „militie in Indië", deze rechten aan de instelling van militie gekoppeld worden. Waarom toch? Er is toch niets geen bezwaar om, evenals sinds tijden in andere landen geschiedde, militie in te voeren zonder rechten te verleenen. Veeleer ware nog koppeling van belasting- betalen en recht van medespreken te verdedigen, doch tot nu toe heeft men in Indië dat verbond nog altijd niet sterk erkend. Zelfs in Nederland zijn thans nog velen militieplichtig, zonder het bezit van de bedoelde rechten en vroeger was dit aantal legio Rusland, Pruisen bezaten militie, voordat van eenig noemenswaardig staatkundig recht van het volk sprake was. We willen met het vorenstaande niet zeggen een tegenstander te zijn van het geven van staatkundige rechten, o, neen, een mensch zijn zin, een mensch zijn leven en het le experiment in die richting, onze gemeenteraden, smaakt immers sterk naar meer, doch wat we wél wilden doen uitkomen, is, dat o.i. invoering van militie ook zonder eenige compensatie geheel te verdedigen is. Bij de voorgestelde regeling wordt de militieplichtige, zoodra hij 31 zegge een en dertig jaar geworden is, losgelaten, dus in de volle kracht van het leven, terwijl hij toch nog op zijn minst genomen tot en met het 4Cste jaar volkomen bruikbaar geacht mag worden. Waar bij de voorstellen de zuinigheidsvlag weder in top stond, is een dergelijke krachtsverspilling zeer slecht begrijpelijk. Of is het misschien de bedoeling de voorstellen door een Land stormregeling te laten volgen, doch waarom dan niet dergelijke fundamenteele zaken reeds nu in de voorstellen opgenomen? De heer M. zegt o.i. terecht, dat de bewerker der voorstellen voor een moeilijke taak stond; we vragen ons af, of men niet verstandig gedaan zou hebben een kundig adviseur van het Ned. leger te laten uitkomen om aan de voorstellen mede te werken, meenige nuttige wenk zouden mannen als Donk, v. Dam v. Isseltof Hassel- bach en last but not least de in Indië vertoevende ex-minister 1080

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 30