Nov. 1915.] De Militie-Voorstellen. Zij, die in Nederland een rang behaald hebben bij de militie of bij de reserve (behooren hier wellicht ook altijd toe eventueele ex-vrijwilligers, die in Indië nog in de termen voor dienstplicht val len?) gaan in dien rang bij de Indische militie of landweer over. Indien voor hun wapen of dienstvak in Indië geen militie be staat, dan zullen zij natuurlijk, evenals de ongegradueerden, töch bij dat wapen of dienstvak worden ingedeeld, zou men zoo denken, vooral waar het tekort bij die wapens niet gering is, om van aan vulling maar te zwijgen. Neen, vreemd genoeg, worden dezulken, voor een vechttaak geschikten, bij den ongewapenden dienst ingedeeld. Voor Eur. en Inl. miliciens bij Inf., Vest-Art. en Wielrijders 8H maand le oefentijd, evenals in Nederland. Nu zijn in het moeder land, tal van bevoegden van meening, dat zulks te kort is en de praktijk in de groote Europeesche Rijken gaat daarmede accoord. Intusschen is in den huidigen oorlog hoogstwaarschijnlijk al met in korten tijd afgericht materiaal op succesvolle wijze gewerkt, tenminste wèl mag worden aangenomen, dat b.v. aan Duitsche zij de zeer veel kortgeoefenden werkzaam geweest zijn en dit zou dus bewijs kunnen vormen, dat 8]4 maand voldoende is. Nu houde men in 't oog, dat een goed deel der Duitsche miliciens van school en huis uit, reeds een fiksche dosis „tuchtgevoel" medebrengt, waar aan Nederlanders nogal eens gebrek hebben, doch dit daarge laten, dan nog mag niet vergeten worden, dat voor deze kort geoefenden de werkelijke praktijk onmiddellijk aansloot aan de af richting, hetgeen in normale tijden niet het geval is. Men kan o.i. Nederlandsche miliciens, 4 a 5 maanden afgericht, zonder groot bezwaar onmiddellijk te velde zenden, maar wèl een bezwaar is zulks met miliciens, die na de klaarstoomerij—want dat is het eigenlijk een paar jaar met groot verlof gaan en dan bij mobilisatie worden opgeroepen. Zulks blijkt in Nederland al bij herhalingsoefeningen, dan is alles, wat er indertijd met reuzenvaart ingepompt is, vrijwel geheel ver vaagd, waaruit blijkt, dat het geleerde en indertijd werkelijk gekende geen gelegenheid gehad heeft om te bezinken, waarna het in latenten vorm zou zijn blijven hangen. Het is er mede, als met de traditioneele vosserij op de K. M. A.met kunst en vlieg werk de noodige examen-of repetitie kennis instompen, zoodat men 1084

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 34