Voorstellen tot algemeene herziening van de enz. [Nov. 1915.
„menheid met dat flinke doortastende optreden; de dank uit het
"leger zelf aan Z. Exc. gebracht bij diens aftreden als minister,
„waren even zoovele bewijzen, dat dat alles doel getroffen had, dat het
pleger zich vernieuwd, verfrischt gevoelde, dat de militaire geest
„verlevendigd was."
Ik heb gemeend bovenstaande inleiding van mijn vorig artikel
hier te mogen herhalen en er zelfs nog een en ander aan toe te voegen
lo om den snellen, succesvollen arbeid van minister Colijn voor
het Ned. Leger nog eens onder de aandacht te brengen,
2° er aan te herinneren, dat ook hier voor ons leger blijkbaar gedacht
wordt over een algemeene herziening van de positie van den min
deren militair.
Bepaalde ik mij in mijn vorig stuk tot het uniformvraagstuk, ik
wil thans bovendien eenige andere voorstellen tot positie-verbetering
bespreken, in de hoop, dat die wellicht aanleiding zullen geven tot
gedachtenwisseling en aldus tot voorlichting.
Mijn voorstellen betreffen:
A. de kleeding.
B. de betaling en voeding.
C. het leven in de kazerne en daarbuiten.
Ad. A. De kleeding.
Hieromtrent legde ik mijn denkbeelden neer in mijn artikelHet
uniformvraagstuk, waarvan ik de principes hier zal herhalen:
1. Geef den soldaat een practische, kleurige, frissche garnizoens-
kleeding, die opwekkend werkt en den man trotsch op zijn uniform
maakt.
2. Die garnizoensuniform moet als veldkleeding zijn af te dragen
(c. q. na afnemen van de keurige uitmonstering), zoodat geregel
de veelvuldige vernieuwing (W2 jaarlijks) den man steeds in het
bezit brengt van nieuw frisch goed.
3. Door grijs-groen serge (halfwol) als grondstof te nemen, zal
de man dan naast zijn katoenen veldkleeding ook warmer veldklee
ding hebben, die hij naar eigen wensch en behoefte naar gelang
van het klimaat kan dragen.
4. Laat de vernieuwing van bovenkleeding nooit uitbetalen, op
dat de man altijd nieuw sterk goed heeft.
1089