bureaux; men aanvaarde het werk van een oordeelkundig samen
gestelde commissie.
Ad. B. De betaling en voeding.
Het zal misschien bevreemden te vernemen, dat ik de betaling
van den soldaat in het algemeen wel voldoende acht; onder
betaling dan te verstaan: wat hij in handen krijgt. Zien we toch,
welk gebruik de gemiddelde Europeesche soldaat van dat geld
maakt, dan zou men vreezen hem meer te geven. De goedoppassenden
en drankvrijen onder de minderen sparen zelfs van hunne soldij!
Het is daarom mijn overtuiging, dat verbetering in de geldelijke
positie van den Eur. militair moet gegeven worden in een anderen
vorm, n.l. in dien van een spaarsysteem, een soort assurantie voor
later bij zijn pensioen.
Men geve den man een vaste soldij, voede hem geheel vanwege
het rijk (zie hieronder) en stelle voor elk jaar dienst een bepaald
bedrag op een spaarboekje, dat hem pas ter hand wordt gesteld bij
het verlaten van den dienst.
Het wil mij voorkomen, dat voor den Europeaan op deze wijze
beter bereikt wordt, wat vroeger werd verkregen door inhouding
gedeeltelijk van het handgeld en de premie bij reëngagement. Alleen
van deze laatste wenschte ik, als thans, minstens de helft op het
spaarbankboekje te zien geplaatst. Men geeft den man aldus zijn ver
zet eringssom voor later in smakelijker vorm dan vroeger, toen hij op
een in reclames enz. genoemd handgeld in dienst gelokt werd, terwijl
hem na teekenen dat handgeld slechts gedeeltelijk werd uitbetaald,
wat bij velen een streep door de rekening beteekende en ongenoegen
opwekte.
Beschouwen we tegelijkertijd hierbij de tegenwoordige regeling
van de voeding, dan z en we, dat het betalen (gedeeltelijk) door den
man zelve van zijn menage een omslachtigheid is, die geheel ver
meden kan worden. Wel is waar, heeft de soldaat thans den in
druk, dat hij zelf menage voert, doch eerstens is dit slechts gedeeltelijk
waar, ten tweede heeft de man het onaangename idee, dat hij van
zijn weinige soldij ook nog zijn eten moet betalen en ten derde kan
het hem vermoedelijk ook weinig schelen, of hij medezeggenschap
in de menage heeft, als hij maar goed eten krijgt.
1091
POSITIE DER MIL. BENEDEN DEN RANG VAN ONDERL. [Nov. 1915.