Theorie en practijk.
Nov. 1915.]
Als bewijs voor deze mijne veronderstelling heb ik slechts te
verwijzen naar de laatste groote manoeuvres.
De Commandant der Roode partij, iemand bekend als de laatste
om onnoodig bestaande organisaties en bepalingen omver te werpen,
vond het eenvoudig niet anders mogelijk om met twee brigades
op te treden dan door vereeniging van de artillerie dezer brigades
onder één commando. Doch hoe, moest dit thans geschieden?De
oudste Afd. Cdt. moest Regiments Cdt. worden, de oudste batterij Cdt.
in zijne plaats Afd. Cdt. enz. Een staf voor den Regiments Cdt. moest
gehaald worden uit de batterijen; materieel, c. q. op een handpaard,
was voor dezen staf niet voorhanden, enz. enz.
Bovendien blijkt dus hieruit, dat mijne studie voor de Indische
Bereden-Artillerie wel wat meer nut kan hebben dan de bewerker
meent en dat de door mij in de noot op blz. 318 aanbevolen kader
oefeningen der Bereden-Artillerie niet overbodig zouden geweest
zijn. Thans stond de Art. Cdt. der Roode partij voor iets, dat hij nooit
beoefend had.
H. Cramwinckel
Kapitein der Artie.
In een debat, dat ik eens met een officier van den Qeneralen Staf had
over het funeste van ons brigade-verband, voerde deze als argument daar
voor aan „dat men in Nederland dan toch maar juist het brigade-verband-
had ingevoerd." Ik heb het debat toen maar geëindigd, doch had eigenlijk
nog moeten vragen, of hij zich de „Zwei Brigaden" van Fritz Honig ook
voorstelde als onze luxe detachementen van vier zwakke bataljons met
twee of drie batterijen, een half escadronnetje Cavieeen draadloos
station, drie V.A.K. auto's en de noodige grobags. Zij doen mij altijd
denken aan Kiplings lied „A section, a pompon and six hundred men";
maar dan als eene parodie op de daarin bezongen mobiele colonnes uit
den Boerenoorlog.
1116