Ooerzicht Dan Dederlandsclie militaire
Tijdschriften.
De Militaire Spectator 1915 No. 8.
Als aanvangsartikel in deze aflevering vermelden we het slot van
de studie „De psychische voorbereiding tot het gevecht." We
treffen daarin beschouwingen aan over de eigenschappen, welke
bij de opvoeding van den soldaat tot ontwikkeling moeten worden
gebracht, zooals: vaderlandsliefde, toewijding, discipline, zelfstandig
denken, enz. Mede wordt aangegeven op welke wijze die eigen
schappen kunnen worden aangekweekt.
Bij de bespreking van het onderwerp discipline lezen we„Hoe
„leeren de menschen nu gehoorzamen Het oude beproefde middel
„is drillen". Waar S. ook het zelfstandig denken als een van de
aan te kweeken eigenschappen had genoemd, bevreemdde het ons,
dat hij drillen het oude beproefde middel noemde. Verderop wer
den we echter gerustgesteld, want daar vernemen we, dat thans,
nu de man weer op zich zelf staat in het gevecht, dit beproefde
middel ons in den steek laat en dat nu een andere en hoogere
discipline gevergd wordt.
Het was te verwachten, dat het artikel „Opheffing van de depots
der Veldartillerie in vredestijd," welk artikel, geschreven door den
kapitein W. E. van Dam van Isselt, voorkomt in de Mei-aflevering
van de(n) Mil. Spectator, geen algemeene instemming zou vinden.
Het is de kap. der artillerie J. H. van Reede, die thans pleit voor
het „Behoud van de depots der Veldartillerie in vredestijd."
Aangevende wat de africhting van een paard omvat, vraagt S:
„Zou het nu niet oneindig moeilijker zijn, de opvoeding van ons
„inlandsch paard tot soldatenpaard te voltooien, dan van den door
snee Nederlander een soldaat te maken
S. erkent, dat een groot aantal paarden bij de mobilisatie in
Nederland zijn opgevorderd en in enkele dagen voor den dienst
geschikt gemaakt, maar stelt daarbij toch de vraag: „Hoevele van
„die paarden hebben er echter het leven bij gelaten, wat is er
„thans van over, in welken toestand verkeeren zij, hoeveel zijn er
„als onbruikbaar naar de depots gezonden
Jammer, dat S. hier alleen een vraag stelt. Getallen zouden meer
bewezen hebben.
1134