De Verdediging van Indie. [Nov. 1915. tusschen het Europeesche en het inlandsche element in het leger behoort te bestaan, maar daarenboven zoekt men dan zijn kracht bij een ras, dat, zooals naar ik meen niet wordt tegengesproken, tegenover een buitenlandschen vijand individueel minderwaardig moet worden geacht. Dit beteekent, dat men voor een bevredigende oplossing van het personeelvraagstuk voor het leger, indien dit laatste aanmerkelijk moet worden uitgebreid, zelfs den weg niet weet aan te wijzen, die ook maar bij benadering tot het doel kan voeren, en zoolang dit zoo is, valt over verdediging dezer gewesten in hoofd zaak door het leger eigenlijk niet ernstig te praten. Voor de zeemacht daarentegen is de weg, die in het uiterste geval gevolgd moet worden, volkomen bekend. De Nederlandsche militie in een aantal, dat voor ons geheel bereikbaar is en de de fensie van het Moederland niet merkbaar verzwakt, levert ons, mochten andere middelen zijn uitgeput, voor de vloot in deze gewes ten alles, wat wij kunnen wenschen. Of tot dit uiterste middel moet worden overgegaan staat nog volstrekt niet vast, maar in ieder geval, het is er, en dus ook is de bemanning der vloot, indien de Natie dat wil, verzekerd. Het blijkt dus, dat én uit financieel én uit personeel oogpunt een vloot in tegenstelling met een leger (althans een koloniaal leger) juist wél is het aangewezen machts middel voor kleinere volken, en dat zij alleen daarbij een kans hebben, iets van beteekenis te bereiken. Maar-zoo wordt dan veelal gezegd-een leger moet er tóch zijn: immers, het heeft in de koloniën een politietaak te vervullen, en het is dus economisch en logisch, het dan tevens voor den strijd tegen een buitenlandschen vijand zoo volledig mogelijk uit te rusten. Hierbij worden m i. twee zaken uit het oog verloren. Vooreerst, dat wel niemand gelooven zal, dat voor de handhaving van rust en orde een leger noodig is, dat 50 millioen 's jaars kost, om nu nog maar te zwijgen van de gewapende politie, waarover in dit verband gewoonlijk maar niet gesproken wordt. Reeds bij de tegen woordige samenstelling van het leger moet dus een aanmerkelijk gedeelte der uitgaven aan bewapening tegen den buitenlandschen vijand worden besteed, en inderdaad valt het dan ook niet moeilijk, geheele diensttakken aan te wijzen, welker beteekenis voor zuivere politie-doeleinden minstens genomen aanvechtbaar schijnt. Gaat 1059

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 9