Theorie en pracfijfe.
In het onlangs verschenen wetenschappelijk jaarbericht der Indische
Krijgskundige Vereeniging doet de bewerker van Hoofdstuk V mij
de eer aan eenige malen mijne applicatorische studie uit het I. M. T.
van April 1914 ter sprake te brengen. Hoewel de schrijver zoo
beleefd is de studie „verdienstelijk" te noemen, breekt hij er feitelijk
volledig den stof over door te zeggen„m.i. valt het alleen te betreuren,
dat het geheel niet op eene kleinere schaal is opgezet, zoodat het meer
nut zou hebben opgeleverd vcor ons gebruik den Bereden-Artillerie.
Nu treedt direct een Regiments Commandant met tal l) van batterijen
in werking en wordt eene voorstelling gegeven van een werkkring,
waarover bij ons niemand beschikbaar is" en te voren op blz 129:
„Naar het voorkomt, zal echter bij ons in het geheel niet zooiets
als een regimentsstaf worden gevormd; zij, die meenen, dat de com
mandant der Bereden-Artillerie in oorlogstijd zou optreden als Com
mandant der Vereenigde Artillerie van het Veldleger, gelieven slechts
7 (2) van den nieuwen voorloopigen Leidraad voor den Stafdienst
enz. na te lezen, waaruit blijkt, dat voor dien autoriteit een geheel
andere werkkring is weggelegd".
Wel, geachte bewerker, ik vind u hierin wel wat naif. Alsof
wij voor ons optreden in ^oorlogstijd slechts eenige leidraden hadden
op te slaan. Alsof wij niet allen uit de ervaringen van Augustus
1914 wisten, dat wij het in oorlogstijd toch heel anders gaan doen
dan in onze mobilisatie- 2) en andere voorschriften is voorgeschreven.
Gedurende mijne detacheering bij de VII Afd. in 1911 liet de pas
opgetreden Leger- Cdt. verschillende onderdeelen onzer defensie
door enkele officieren bestudeeren om daarover eene voordracht
te houden. Mij viel een der z. g. stellingen ten deel.
Het was in het geheel niet moeilijk om daarbij te toonen
1) Schrik niet, lezer, het waren er zeven.
2) Men denke slechts aan de bundel wijzigingen, die in ons M. V. L.
noodig bleken te zijn bij de poging tot toepassing.
1114