Oüer Granaten en de daardoor
ontmikkelde giftige gassen.
Hoewel vele mededeelingen omtrent resultaten, gedurende den
huidigen oorlog verkregen, eerst waarde zullen hebben, wanneer
naderhand beschikt kan worden over voldoende gegevens omtrent
de omstandigheden, waaronder de feiten zich hebben voorgedaan,
zoo kan het toch wel nut hebben enkele, vooral technische questies
reeds nu in beschouwing te nemen en na te gaan in hoeverre de
in vredestijd opgestelde theorien door de oorlogspractijk worden
bevestigd.
Een van de belangrijkste vraagpunten, die door dezen oorlog
zullen moeten worden opgelost, is wel het projectiel-vraagstuk en
in het bijzonder de vraag: dunwandige of dikwandige granaten.
Tot nu toe werd over het algemeen aangenomen, dat te onder
scheiden waren
lste. dunwandige granaten, die in hoofdzaak zouden dienen voor
het vernielen van muurwerk, houten of aarden dekkingen en mate-
rieel.
2de. pantsergranaten, dienende voor het beschieten van zeer sterk
weerstandbiedende doelen als pantseringen, beton e.d.
3de. dikwandige granaten, die voornamelijk voor het schieten
tegen levende doelen dienen, tegen welke doelen het verkrijgen
van een groot aantal springstukken een eerste vereischte is. Als
verklaring wordt hierbij dan gegeven: zooals bij het vuren uit de
lange kanonnen der veldartillerie.
Als algemeene regel mag worden aangenomen, dat de G. van
het veldgeschut met schokbuis dient tegen sterk weerstandbiedende
en daarachter geplaatste levende doelen (zie ook ons veldartillerie
reglement). Voor het vernietigen van de eerste soort doelen is een
dikwandige G. uit den aard der zaak al zeer ongeschikt. N.m.m.
mag echter tevens betwijfeld worden of ook tegen levende doelen
de G., die veel werkzame scherven levert, wel de meest geschikte is.
In 'de literatuur is over het algemeen over dit onderwerp niet
veel te vinden. Meestal wordt als van zelf sprekend aangenomen,
1117
I. M. T. 1915 72.