Nov. 1915.] Over Granaten en de daardoor enz. een granaat met S. buis voor welk geschut ook zou dan worden, dat de wanddikte voldoende sterk is om de schokken in den vuur mond te weerstaan en dat bij de ontploffing een zoo groot mogelijke levende kracht vrijkomt, wat voordeelig is zoowel tegen levende doelen als tegen weerstandbiedende dekkingen e.d. Bij het doorboren van de schilden zal door het groote arbeids vermogen, dat vrijkomt, het gat, dat in het schild wordt geslagen veel grooter zijn, terwijl het materieel ernstiger zal worden ontzet. Bovendien zal al het bedienend personeel onder de boven omschreven werking zeer zeker buiten gevecht gesteld zijn. Men zou wellicht hiertegen willen aanvoeren, dat de werking van dergelijke granaten toch zeer plaatselijk is, maar ook van de scherfgranaat is slechts plaatselijke werking te verwachten. OplOM. van het springpunt worden de scherven verdeeld over een oppervlak van ruim 1200 M2. Nemen we nu aan, dat de scherfgranaten ongeveer 200 scherven van ruim 13 gram leveren, dan komt dus op de 12 staande menschen elk met een oppervlak van H M2.— 1 scherf. Op 4 M. van het springpunt is de trefkans op een staande man nog maar 0.6, waarbij dan nog niet eens in rekening is gebracht het feit, dat zeer veel scherven door den grond of door deelen van het geschut of van het schild worden opgevangen. Ook voor het zware geschut zullen dunwandige granaten gun stiger zijn, dan dikwandige. De uitwerking van een groote brisante granaat met groote lading zal tegen materieel zeer zeker grooter zijn, dan te verwachten is van de enkele grooter scherven, die voertuigen of geschut zullen treffen. In dit opzicht moet de keuze van de St. Gn. van 12 en 10,5 cM. als een zeer gelukkige worden beschouwd, niet alleen om de mijnwerking, maar omdat ze in elk opzicht beter zijn. H. L. Maurer. Ie Luit. Art. 1120 t

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 72