Dec, 1915 J Nagekomen Stuk. de Menadonees in het algemeen ook weinig physieke krachtheeft, een groot bezwaar zal zijn bij het gebruik van dit ras bij de Be reden-Artillerie, waar van den kanonnier dikwijls zware arbeid moet worden gevergd bij het verwerken of in stelling brengen van het materieel. Onomwonden verklaarden Infanterie-collega's mij, dat zij bij dat soort werk van den Menadonees voor ons niets verwachtten. Een tweede minder gunstige eigenschap voor zijn gebruik bij de kanonnen ligt in het volgende. Bij de Mitrailleurs en bij de Vesting- Artillerie werd ondervonden, dat de Menadoneezen wel zeer spoedig en goed op de hoogte waren van hun taak, dat zij die in den beginne zelfs met een bepaalde „Schneidigkeit" uitvoerden, doch ook, dat zij er al spoedig genoeg van hadden. Dit soort arbeid op een bepaalde vaste plaats, zonder het opwekkende van de vrije beweging in het terrein, schijnt hen gauw te vervelen, en dan is het uit met de „Schneidigkeit". O. a. aan deze omstandigheid schijnt het te wijten, dat meerdere, oorspronkelijk goed hun best doende Menadoneezen nu met alle macht probeeren naar de Infan terie terug te gaan. Hoezeer verder de Menadonees heel wat rustiger van aard is dan de Ambonees, zoo is ook hij toch gemakkelijk tot zenuwachtigheid te brengen. Bij eenig hard toespreken zelfs schijnen zij bij de bediening van mitrailleurs of geschut al de kluts kwijt te raken en fouten te maken. Hoe zal het dan gaan, wanneer andere, veel heviger op de zenuwen werkende oorlogsinvloeden zich doen gelden? Bij het werk van den kanonnier bij het kanon is kalme moed een eerste vereischte; is dat juist niet een ander soort moed dan de Ambonees en Menadonees tot nog toe vertoonde? Tot slot noemen we als ongewenschte eigenschap van den Me nadonees: zijn vrees voor paarden. Nu is het wel niet de bedoeling hem stukrijder te maken, alleen bedieningsmanschap, maar eerstens is het wel de bedoeling Menadoneesch kader te vormen en het kader moet bereden zijn; bovendien heeft de kanonnier meer dan eens de paarden aan te grijpen op moeilijke oogenblikkenin zoo'n geval toont onze Europeaan zich steeds een broederlijk helper van den Inlandschen stukrijder. De Menadonees zal dat niet zijn, be- heerscht als hij wordt door zijn paardenvrees. Het bovenstaande bij elkaar genomen, acht ik den Menadonees niet op zijn plaats bij de Bereden-Artillerie, hoezeer ik overigens, ik herhaal het, een bewonderaar ben van zijn soldateske eigen schappen voor de Infanterie. Waar het nu dringend noodig is met spoed te voorzien in het gebrek aan Europeesche kanonniers bij ons Wapendeel, zou ik als tijdelijken maatregel veel meer, het gebruik van Inlanders aan- 1276

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 134