Nagekomen Stuk.
[Dec. 1915.
bevelen. Men heeft hen langen 'tijd minder geschikt geacht voor
geschutbediening om moreele en physieke eigenschappen. Hoe
lang heeft het niet geduurd, eer bij de vestingartillerie de Inlander,
speciaal het kader, tot het snelvuurgeschut werd toegelaten? En
toen het eenmaal zoover was, bleek hij best te voldoen!
Ik voor mij heb in dezen ook goed vertrouwen in den Inlander
voor de kanonbediening bij de Bereden-Artillerie, mits men eenige
selectie uitoefent en de menschen goed africht en goed behandelt.
Het is bepaald noodig inlanders uit te zoeken van een behoorlijke
lengte en stevigen bouw en begaafd met eenige intelligentie.
Ik breng in herinnering, dat tegenwoordig reeds alle Inlanders bij
ons Wapendeel als recruut een opleiding tot bedieningsmanschap
ontvangen; naar gelang van hun rijkunstige eigenschappen worden
zij na 3 maanden gesplitst voor hun verdere opleiding tot stukrijder
bij de Veld- of geleider bij de Berg-Artillerie. In de model-bediening
van 8 man van het stuk der Veld-Artillerie komen 3 inlanders voor,
doch dit zijn alleen de overcompleete stukrijders. Bij den gewonen
dienst in de batterij nu, acht ik het niet mogelijk de inlanders èn
als stukrijder èn als kanonnier geoefend te houden en daarom, doch
ook daarom alleen, verwacht ik nu van deze Inlandsche (feitelijk
reserve-) bedieningsmanschappen niet veel. Van een ploeg uitge
zochte Inlanders, evenwel als bovenaangegeven, geloof ik wel degelijk
goede bedieningsmanschappen te kunnen vormen.
Zeer aan te bevelen zou ik het daarom vinden, indien in dezen
een proef werd genomen, gelijk op met die met de Menadoneezen.
De africhting zou m.i. heel goed bij een der batterijen kunnen plaats
hebben zonder recruten-opleiding bij het Dépot, onder voorwaarde,
dat de klasse Inlanders mocht worden uitgezocht uit manschappen,
die liefst reeds een jaar of drie soldaat zijn, omdat die physiek zich
al gevormd hebben door de soldatenvoeding.
Voor het welslagen der proef noemde ik hierboven als eischen:
goede africhting en goede behandeling. Onder die goede behandeling
begrijp ik ook het opwekken van een gepaste ijverzucht, en daar
voor is het m.i. noodzakelijk voor de Inlandsche kanonniers graden
bereikbaar te stellen, in elk geval die van korporaal-richter. Ik
heb daarbij geen de minste vrees voor moeilijkheden met de Euro-
peesche manschappen, omdat er in het algemeen overal en in ons
wapendeel in het bijzonder een zeer goede verhouding bestaat tus-
schen „Oom Blanda" en „Kromo", juist dan, wanneer er aangepakt
moet worden. Meer dan eens nam ik waar, dat de Europeesche
kanonnier respect had voor een flink stukrijder; waarom zou hij
dat dan niet kunnen hebben voor een flink Inlandsch korporaal,
die c q. als St. Ct. bij de bediening zou optreden. De tact van de
bevelvoerende officieren dient overigens in dezen den juisten weg
aan te geven.
Ik meen daarentegen van de invoering van den nieuwen landaard
1277