üogmaals de Dijffien karabijnen, De vijftien karabijnen I. M. T. (no. 7— 1915) van Asymptoot en het betoog er tegen door den kapitein der Maréchaussee F. A. van Gheel Gildemeester I. M. T. (no. 9— 1915) met aandacht gelezen hebbende, zij het mij vergund, dit punt nog eens ter sprake te brengen. Asymptoot wenscht een ruime opvatting, de kapitein F. A. v. Gh G. wil „de 15" gehandhaafd zien. Zou hier ook niet de oplossing op den gulden middenweg liggen B. v., dat het aan den Colonne Commandant, die de patrouillegang regelt, overgelaten wordt, hieromtrent eenige algemeene lijnen aan te geven? Een voorbeeldje uit de practijk: ik was laatst op patrouille met één brigade, sterk 18 bajonetten, met de gewone opdracht: na dem ping opstand en registratie, passencontröle en machtsvertoon. In zekere streek, weinig door ons bezocht, moesten zich volgens ingekomen berichten nog lieden ophouden, deelnemers aan den jongsten „roesoeh" en zonder „pas badan." Ik er direct heen, hopende een paar boosdoeners in de kuif te kunnen pikken. Op 2 dagen afstand van het doel wordt een Inl. fuselier door een slang gebeten. Wat nu Meenemen mag niet, hij moet zoo spoedig mogelijk onder geneeskundige behandeling. Daarom in een prauw gezet, en onder geleide van m'n Inl. korporaal en twee man naar het hoofdbivak gestuurd. (Ik bevond mij bovenstrooms van het hoofdbivak aan denzelfden rivier). En ikzelf Wel ik kon m'n „sieben Sachen" bij elkaar zoeken en kalm naar huis gaan, naar m'n eigen bivak, want ik was maar 18 4=14 bajonetten meer sterk, en dat mag niet. In dit geval werkte dus het voorschrift erg remmend. Het staat er echter, en je hebt het dus maar op te volgen. Maar zou er niet nog een alinea aan toegevoegd kunnen worden, aan 337 V.V.I. (1), b. v. in dezen zin: „Bij noodzaak mag hiervan, ter beoordeeling 1199

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 57