Dec. 1915.] Nogmaals de vijftien karabijnen. en op verantwoording van den Colonne Commandant (c.q. patrouille commandant) afgeweken worden. Zulks dient echter uitzondering te blijven" Zooals Asymptoot zegt, er is een I. V. en een I. V. Ik zou er nog bij willen voegener is een land, dat Atjeh (Sumatra) heet, er zijn echter ook nog andere (ei)landen, waar wel eens roesoeh is. Waar onze troepen nu zijn, de Zuidelijke landschappen der Westeraf- deeling van Borneo, is het b. v. een raar land. Een breede, onbe gaanbare kuststrook, doorsneden van groote en kleine rivieren, waarachter het patrouillegebied. De tocht naar het patrouillegebied geschiedt dus altijd, het patrouilleeren zelf somtijds, per prauw. Zoo nu en dan wordt een dag op zee gezwalkt. Als er roesoeh is, dan is het in het binnenland, in degoenoeng. Nooit aan de onbegaanbare kust. Men heeft hier dus het eigenaardige geval, dat men op patrouille zijnde, één of meerdere zieken a.a. naar huis kan sluren, zonder vrees, dat ze onderweg last van een ev. vijand zullen krijgen. Een maal aan de kust, waar we vlug genoeg zijn in de meeste gevallen, zijn we banger voor storm en woelige zee met onze dikwijls zwaar geladen prauwen, als voor een vijand. Ik zou dus den Colonne Commandanten de vrijheid willen zien gegeven, dat ze, als er een patrouille uitgaat van een brigade, tegen den Commandant kunnen zeggen: „Mijnheer X, als Ugenoodzaakt bent, menschen terug te sturen, zoodat U nog maar 14 of 13 ba jonetten over hebt, dan kunt U wel uitblijven, tot U Uw opdracht vervuld hebt." Een laatste opmerking: de heeren, belast met het civiel bestuur hier, fgd. controleur en gezaghebber, gaan op tournée, dikwijls langer dan een maand, met een paar gewapende politiedienaren bij zich, in dezelfde streken, waar wij patrouilleeren. En mogen wij daar niet met minder dan „de 15" heengaan? Dajak. 1200

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 58