Eén en ander over de toelating tot de kaderscholen. [Dec. 1915.
pireerende onder een dicté (de „groet" uit den I. D. een niet
bepaald gelukkige keuze; bij 't oplezen had ik zelf moeite met het
zeer duister en slecht gestyleerde Nederlandschl), blazende en
piekerende over sommetjes, omdat ze tijdens een drie- en meerjarig
posten- en patrouilleleven de wetenschap van de lagere school niet
hadden kunnen benaderen. Zij kregen onvoldoende voor Nederlandsch
(één was een Duitscher) en werden niet geplaatst, hoewel de indruk
der commissie „ruim voldoende" en het advies „toelaten" was.
Ik heb eenige uitstekende Amboineezen bij m'n brigades gehad,
die zeer beslist uitstekende korporaals zouden geworden zijn en in
ieder geval beter kaderlid dan de nu geplaatste handige examen
aflegger. Doch, waar ze voor hun schoolsche vakken slechts een 6
verwierven, was er zelfs niet de geringste kans tot plaatsing!
En dit veroordeelt het systeem!
Laat men voor hen, wien 't nog aan wetenschappelijken geest
mangelt, op de kaderscholen eenige afzonderlijke lesuren per week
invoegen de hoofdzaak bij kadervorming blijft, dat de adspiranten
kader-eigenschappen bezitten, 't Is gemakkelijker en eenvoudiger
iemand in de nobele kunst van lezen, schrijven en rekenen eenigszins
weer wegwijs te maken, dan hem gezag-uitoefenen, initiatief, e. d.
bij te brengen, indien hij van nature daartoe geen aanleg bezit.
La critique est aisée— l'art est difficile.
En 't betreft hier de inderdaad zeer moeilijke kunst van kader-
kweeking. M.i. volgt het examen een te schoolsche lijn, waarbij
aan den practischen aanleg van de candidaten te weinig aandacht
gewijd en daardoor te geringe waarde gehecht wordt. Zoodoende
wordt reeds vóór de opleiding niet de beste weg, om tot een goed
kader te geraken, gevolgd. En dat moet een ernstige fout zijn,
juist, omdat het hier een in wezen zeer moeilijk vraagstuk betreft.
Asymptoot.
1) Kleven analoge fouten niet aan alles, wat de officiersopleiding raakt
Aan de toelating tot de inrichtingen, waar tot officier heet te worden
opgeleid, aan de rangschikking bij het officiersexamen, aan de toelating
tot de krijgsschool, aan de beoordeeling na afloop daarvan?
Red.
1205
I. M. T. 1915 78.