Uit de Practijk. [Dec. 1915. lijke methode, slechts gericht op het verkrijgen van mooie uitkom sten op de vredesschijf en zonder rekening te houden met de vele factoren in het gevecht, welke storend op het rustige richten in werken, moét ons op het slagveld in den steek laten De voorstanders der methode Fabius begrijpen ook wel, dat mooier treffers worden verkregen voor de schijf bij de oude methode, dan wanneer zooals thans verzwaringen worden aangebracht door op tijd te schieten. Alleen beweren zij, dat die mooie treffers abso luut geen waarborg geven, dat ook in het gevecht raak zal worden geschoten. Het is bewezen (in ieder geval het S. V. 1. gaat daarvan uit), dat het richten in gevaarvolle omstandigheden voor het gros der men- schen onmogelijk is, deels door lichaamlijke stoornissen (vergrootte pupil, waardoor de omgeving slechts wazig wordt waargenomen; niet sluiten van het linkeroog), maar bovenal door geestelijke stoor nissen. Deze laatste zijn van dien aard, dat de man niet meer in staat is tot rustig denken en dientengevolge ook niet meer tot rich ten. Instinctmatig, werktuigelijk zal hij eenige schietbewegingen maken, waarbij veelal afgerukt wordt, nog vóór het geweer in den aanslag is. En met die stoornissen behoort bij de vredesopleiding rekening gehouden te worden. Zeker, ook de voorstanders der nieuwe methode wenschen, dat zoo lang mogelijk rustig zal worden gericht. Maar zij ontkennen, dat een man, geheel vervuld van het gevaar, nog in staat zal zijn de gedachten te concentreeren op het richten, een handeling, die nu eenmaal niet werktuigelijk verricht kan worden. En dan hebben we meer aan menschen, die ook wel niet meer richten kunnen, maar wien door gestadige oefening de juist-snelle-aanslag dusdanig tot een tweede natuur geworden is, dat zij als van zelf, om zoo te zeggen, werktuigelijk het geweer ongeveer gericht in den aanslag bren gen en dan aftrekken, dan aan schutters volgens de oude methode die wel heel mooi zouden richten, als ze maar voor de vredesschijf stonden. En nu moge het de groote vraag zijn, wat bij zelfs goede aan- slagschutters in het gevecht overblijft van hun werktuigelijke schie ten; zij zullen het allicht beter doen dan lieden, die daar nimmer in werden geoefend. Resumeerende blijkt, dat de oude, beproefde (en bij elke beproeving ondeugdelijk gebleken) schietopleiding het juiste richten beschouwt als het criterium van de opleiding, als hoofddoel (d w.z. raak schieten in het gevecht is ten slotte bij beide methodes het einddoel), ter wijl de nieuwe methode dankbaar aanvaardt de voordeelen, welke kalm richten kunnen opleveren, maar in hoofdzaak de richting be oefent (en uitstékend moet beoefenen) als middel om den juist-snel len-aanslag te leeren En wat kan Alif nu nog tegen de nieuwe methode hebben? Zélf 1217

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 75