Van fllles Wat,
[Dilitieofjicieren.
Als eenmaal de Indische militievoorstellen tot wet zullen zijn ver
heven, zal korten tijd daarna ook de „Militieofficier" zijn intrede
doen in het Nederlandsch-Indische Leger. Of dat instituut met
vreugde zal worden begroet door de actiefdienende officieren, ik
betwijfel het en mijns inziens met recht. Behoudens nog enkele
kleinere, zijn er voornamelijk twee aangelegenheden, die, zooals zij
thans bij de opleiding in Nederland bestaan, de instelling weinig
sympathiek maken En nu mag toch wel worden verwacht, dat
de op'eidings-, zoowel als de toelatingsvoorwaarden hier in Indië
geregeld zullen worden in den geest van die in Nederland.
Wat betreft de voorwaarden, gesteld om tot de opleiding van
militieofficier te worden toegelaten, deze zijn te laag. Waarom
wordt van den b. roepsofficier, tenminste voor zoover deze van de
K. M A. herkomstig is, alvorens in opleiding te worden genomen,
geeischt te voldoen aan het Eindexamen H. B S. f> j. cursus en
waarom behoeft de adspirant- militieofficier maar te voldoen aan
een examen, waarvan de eischen ongeveer die van een overgangs
examen van de 3e naar de 4e klasse eener H. B. S. nabij komen.
Wat zijn de gevolgen daarvan? Dat er militieoffic eren in het le
ger komen, wier burgerbetrekking eigenlijk reden moest zijn, hen
niet in dat corps op te nemen. Nu is het zeker waar, dat dit lang
niet met allen het geval is, maar het kan geheel worden voorkomen,
door de eischen tot toelating hooger te stellen. Wel zal dan de
vrijwillige toeloop verminderen, echter kaderdwang kan hieraan tege
moet komen. Hoe hooger de maatschappelijke positie van den
militieofficier in 't algemeen is, des te meer zal dit het aanzien
van het officierscorps ten goede komen; het omgekeerde is eveneens
waar.
Wat de tweede aangelegenheid aangaat, deze zou ik met een
voorbeeld, zooals het mij persoonlijk is overkomen, willen inleiden.
Na afgelegd Eindexamen H. B. S. 5. j. cursus nam ik met gunstig gevolg
deel aan het toelatingsexamen voor de K. M. A. en trad als cadet
in dienst. Een mijner vrienden, die in datzelfde jaar Eindexamen
H. B S. had afgelegd, gaf zich, teneinde zijn militieplicht te ver
vullen, op voor opleiding tót militieofficier, welke opleiding, naar
ik meen, evenals die aan de K. M. A. in October begon. In Juli
d. a. v. werd ik met een paar flinke chevrons van geel kemelsgaren
1219