Overzicht van eeniqe Buitenlandsche Tijdschriften. [Dec. 1915.
Het is door een ooggetuige (Zwitsersch officier) geschreven en
bevat vele loftuitingen over het Duitsche leger, vooral op het gebied
van discipline, terwijl de schrijver ontkent, dat de soldaat onvol
doende initiatief zou ontwikkelen.
Uit het artikel zij verder vermeld, dat de oorlog een demo
cratiseering van het leger, speciaal van het officierskorps, ten ge
volge heeft gehad. Tal van onderofficieren zijn officier geworden,
te Berlijn bewegen zich de officieren vaak in veldtenue en komen
in uniform op plaatsen, waar zij zich vroeger alleen in politiek
vertoonden.
Sinds 1 Augustus 1914 hehben Joodsche officieren hun intrede in
het Leger gedaan.
Schrijver bestrijdt de berichten, dat de Duitschers in dichte drom
men zouden aanvallen. De aanval wordt uit de diepte gevoerd en
dit geeft gepaard aan het gebruik van dichte tirailleurliniën wellicht
dien verkeerden indruk.
Intusschen erkent de schrijver, dat het juiste principe„Vorwarts
an den Feind, koste was es wolle" natuurlijk zware verliezen kost.
Het artikel geeft een beschrijving van het netwerk van loopgraven
aan het Westfront.
Bij beide partijen is het gras der buitentaluds verdord, zoodat
de loopgraven zich, ondanks aanpassing aan het terrein, nogal
scherp afteekenen.
De Duitsche veldartillerie, ingegraven in stelling op 1 K.M.
achter de voorste linie, bevuurt als regel uitsluitend levende doelen,
welke zich eventueel achter de voorste linie des vijands vertoonen,
alleen bij een aanval wordt een heftig vuur geopend.
De veldhouwitsers staan nog verder achteruit opgesteld.
In de loopgraven heerscht een voorbeeldige reinheid indien geen
speciale actie gaande is, wordt door hoogstens 20 man per com
pagnie een langzaam vuur onderhouden. De schutters zijn vrijwel
geheel gedekt, o.a. door toepassing van stalen schildplaten.
Onderdeelen, die, na afgelost te zijn, achterwaarts gerust hebben,
moeten meerdere uren per dag exerceeren.
De étappetroepen zijn bewapend met het geweer model 88, dan
wel met Fransche geweren.
De troepen hebben grijsgroene eetketels, de patroontasschen zijn
sedert het begin van den oorlog gewijzigd, ze zijn thans platter en
dieper.
Het Feldgrau verkleurt spoedig, de qualiteit is maar matig, zoodat
de uniformen gauw versleten zijn, men is dan ook overgegaan tot
het invoeren van een betere kwaliteit stof, waarin het groen door
een blauwachtige tint vervangen is.
Veel worden gedragen broeken van fluweelig katoen.
Ten slotte zij nog overgenomen:
„Ni le pays ni I'armée nesont prés de Ia famine, et il y a encore des
1235