Van Alles Wat.
Dec. 1915.]
en bijbehoorenden titulairen rang gedetacheerd bij een der Infanterie-
regimenten. En ziet bij hetzelfde bataljon, waar ik werd ingedeeld,
ontmoet ik mijn reeds genoemden vriend met teweerszijden van den
kraag een zilveren ster. Daar ik eerst twee jaren later tot dien
rang werd bevorderd, was hij mij dus in anciënniteit twee jaren voor
en zal mij zoolang zijn dienstijd duurt, twee jaren voorblijven. Waar
nu de beroepsofficier zeker ten allen tijde beter voor zijn taak be
rekend zal zijn, dan de militieofficier, mag eerstgenoemde er toch
ook wel aanspraak op maken in anciënniteit gesteld te worden bo
ven militieofficieren van zijn leeftijd. Wat ik met het bovenstaande
heb willen duidelijk maken is dit, dat de militieofficier niet op te
jeugdigen leeftijd tot officier moet worden bevorderd. Laat hem
eerst eenige jaren (niet, zooals thans de opleiding in Nederland is
geregeld, eenige maanden) als vaandrig dienst verrichtenhetgeen
temeer gewenscht is bij ons leger, waar bij een compagnie een
Onderluitenant kan zijn ingedeeld. Bevordering tot den rang van
militie 2e Luitenant zal dan ook alleen mogen volgen, als de can-
didaat in zijnen diensttijd als vaandrig ten genoege van de officieren
van de compagnie en den korpscommandant heeft getoond de noo-
dige geschiktheid te bezitten.
Moge het Legerbestuur bij de invoering van het instituut met een
en ander rekening houden.
j. S.
Bet Liedental Dan de Officiersoereeniging.
Het eerste No. van het Orgaan van de Officiersvereeniging geeft
een ledenlijst. Daaruit en uit een officiersboekje voor het loopend
jaar is de hierneven staande staat samengesteld. Daar het jaar
bijna om is, is bedoeld boekje niet geheel bijvoor de waarde van
de gemaakte vergelijking maakt dit echter weinig verschil.
Het resultaat is dus, dat thans van de Subalterne Officieren
42°/ lid zijn van de Officiersvereeniging en van de hoofdofficieren
16°/, terwijl één en wel de oudste van de 8 opperofficieren tot
de vereeniging toetrad. Totaal telt die Vereeniging, behalve 2 ge
pensioneerden, 601 leden op een Officierskorps van 1539, d.i. 39%.
S. S.
1220