Jan. 1916.] Overzicht van Nederlandsche Militaire Tijdschriften.
Deze aflevering bevat twee artikelen, welke handelen over „Het
tweehonderdvijftig-jarig bestaan der Nederlandsche Mariniers".
Het eerste van de hand van den Heer J. R. J. P. Cambier, behan
delt de geschiedenis van dit, 250 jaar geleden, op aandringen van
Admiraal de Ruyter opgerichte korps.
In 1908 werd het korps als zoodanig feitelijk opgeheven. De
commandant van het korps werd toen benoemd tot inspecteur der
Mariniers, terwijl bepaald werd, dat het officierskorps niet meer
zou worden aangevuld.
Daarmede is het korps, zoo meent S, ten grave gedoemd. Wij
zende op het schitterend verleden vraagt de Heer Cambier echter,
op die opheffing wel in's Lands belang zal wezen. S. meent van niet.
Tot dezelfde conclusie komt de Kapitein der Mariniers L. Spie-
gelberg, terwijl hij daarbij de hoop uitspreekt, dat de Regeering de
kracht, die in het korps zit, zal opvoeren en het zijn plaats in ma
rine en leger zal doen behouden en vergrooten.
Onder „Het buitrecht ter zee" wordt de uitspraak weergegeven
van het Hamburgsche „Prisengericht" in de zaak van het Neder
landsche stoomschip Zaanstroom, welk vonnis, naar wordt vermeld,
vrijwel gelijkluidend is met dat, op denzelfden dag gewezen in zake
de Batavier V.
Nog vallen te vermelden een artikel van de redactie, getiteld
„De Heer van Iterson over de vrijwillige militie van den Heer
Kniphorst", eenige opmerkingen van den Heer G. L. Schorer over
het reeds vroeger door ons vermelde artikel „Geneeskundige hulp
aan visschers en politiekruisers" alsmede een korte beschouwing
over de voor de Nederlandsche marine-officieren voorgeschreven
boorden. Deze laatste beschouwing onder het opschrift „Trifles
make the sum of life."
Voorts bevat deze aflevering nog de hoofdstukken „Uit de pers"
en „Korte mededeeling."
N.
98