Jan. 1916.] Uit de Pers. Vooral bij de eerstgenoemde oefening wordt veel van het physiek van den man geëischt. Het was hier werken aan het geschut. Niet zoo maar dom koeliewerk, er was wel degelijk geoefendheid bij noodig en ook overleg, hetgeen voor den tweeden wedstrijd zeker niet minder gold. Zijn nu de Javaan en de Menadonees zooveel slechter voor den dag gekomen dan de Europeaan? De lezer oordeele zelf. J. D. Paardenfokkerij. In de jongste aflevering der Veeartsenijkundige Bladen voor Ned. Indië verscheen van de hand van Dr. P. Ph. van der Poel, Adjunct inspecteur B. V. D., een artikel getiteld: „Paardenfokkerij in Ned. Indië en Binnenlandsche Remonteering", hetwelk de volle aandacht vraagt ook buiten den kring van lezers dier Bladen. Schrijver begint met een volledig overzicht te geven van de alge- meene middelen, waardoor van gouvernementswege of door gouver- nementstusschenkomst thans verbetering getracht wordt te brengen in den paardenstapel van de bevolking. Het duizelt den lezer van de veelheid en verscheidenheid dier middelen, waarin al heel moeilijk een vaste, desbewuste richting is te bemerken. Niet onwelkom is het den lezer dan ook, dat de schrijver hem daarin tegemoet komt door die chaos tot een résumé van een 13 tal rubrieken samen te kneden om ze dan puntsgewijze aan een kritische bespreking te onderwerpen. Hierbij blijkt dat schrijver geen der genomen maatregelen ten volle kan goedkeuren, al wordt erkend, dat het gouvernement in enkele streken de paardenfokkerij krachtiger ter hand heeft genomen, hoewel nog van zeer weinig invloed op den paardenstapel van geheel Indië. De beste resultaten zouden nog verkregen zijn met de in de le plaats genoemde maatregel, n.l. het stationneeren van gouvernements dekhengsten, aangekocht door en in eigendom blijvende van het gouvernement, in bruikleen afgestaan aan de bevolking. Schrijver zou hierbij echter de geheele leiding opgedragen willen zien aan den gouvernementsveearts, terwijl hij een streng doorgevoerde castratie van minderwaardige kampongdekhengsten (is het niet bedroevend, dat daar nog steeds op aangedrongen moet worden?—S), het verbod van uitvoer van voor de voortteling geschikte merries en dat van het gebruik van goede fokmerries bij wagen- en karrenverhuurde- rijen (worden daar die voor ebro's, kossongs, andongs etc. mee bedoeld? S) toegepast wil zien. Het zou ondoenlijk zijn hier in een kort bestek de bespreking der 124

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 126