Jan. 1916.]
De Waardeering der Veldversterkings-
Punt 12. sub e. brengt ons van zelf naar L. N. O. onder 1 A
6e: zieh onhoorbaar ingraven. Zie ook punt 17 (slot).
Noch punt 9. (3e. alinea) G. O. I., noch punt 20 laten twijfel omtrent
den offensieven geest, die ook bij het beoefenen der veldversterkings-
kunst levendig moet gehouden worden.
Punt 102 (1) der Gevechtshandleiding wijst erop, hoe doelmatige
toepassing van veldversterkingen aan een offensief optreden van
het geheel kan ten goede komen. Ook de punten 90 en 95 V. V.
paren versterking van het terrein aan „slagvaardigheid", een begrip,
dat hoewel niet synoniem aan „offensief", wel degelijk van gelijke
moreele strekking kan geacht worden.
Met bovenstaande aanhalingen wilde ik slechts ten overvloede in
herinnering brengen, dat onze reglementen zich op het standpunt
plaatsen, dat oordeelkundige beoefening van de veldversterkings-
kunst de innerlijke kracht van den troep niet schaadt, doch ten bate
van het optreden van het geheel komen kan.
De verstrekking van draagbaar gereedschap is een bewijs te
meer voor de juistheid van mijn meening.
Het is nu allereerst de vraag, in hoeverre de wijzigingen in de
grondslagen, waarop de oefening van ons leger berust, buiten het
papier en den inkt der reglementen (in de practische opvattingen
dus) het „veldwinnen van een defensieven geest" in de hand wer
ken. (Ind. Wet. Jrbr. blz. 69).
Ik geloof, dat de reglementen, zooals zij gesteld en bedoeld zijn,
daar geen aanleiding toe geven; wel, dat een verkeerde opvatting
minder nog van die reglementen zelf, dan wel van de geschiedenis
van den tegenwoordigen krijg, daartoe aanleiding zou kunnen geven.
Een voortdurend gedenken en toepassen van punt 20 (2e zinsnede)
G. O. I. zal, evenals het aangrijpen van iedere gelegenheid om eene
waarschuwing te plaatsen, het noodige tegengif kunnen vormen.
Volgens den schrijver in het I. W. J. zal er geen sprake zijn van
het voeren van een langdurige positieoorlog door ons leger op
Java. Hoewel begrijpende, dat er om de eerste der door S. aange
haalde reden (de reuzenslaglinie in Europa en de volkomen aan
leuning daarvan) voor ons zeer weinig kans is op een dergelijke
versteening van den bewegingsoorlog, meen ik overigens te mogen
betwijfelen, of die kans wel absoluut uitgesloten zal zijn. Ik erken
dadelijk het verschil in waarde van beide deze onze gezichts-
22