[Jan. 1916.
punten, doch wil niet nalaten iets tot mijn rechtvaardiging aan te
voeren.
Vooral na den Russisch - Japanschen oorlog werd het vraagstuk
van het gebruik der spade weder van alle zijden bekeken. Leest
men uit dien tijd nog eens een of ander na, dan is het merkwaar
dig op te merken, hoevelen, zoowel voor- als tegenstanders van pi
onieren, zochten naar abnormale factoren, die den loopgraaf zoo
naar voren brachten. Behalve opmerkingen over de beiderzijdsche
gevechtsleiding, vindt men daar ook de meening, dat alleen de
stalen zenuwen der Japanners, hun godsdienstige opvattingen, en
de eigenaardigheden van het Russische karakter het mogelijk maakten,
dat zij het in die loopgraven uithielden.
Zoo werd dan ook in het opstel „Weder verdeckt noch offen!
(Positions oder Bewegungskrieg)" voorspeld, dat in een toekomstigen
oorlog (daarmêe was de tegenwoordige bedoeld) de veldslagen aan
de Duitsche Westgrens het karakter zouden dragen van „reinenBe-
gegnungsschlachten" en wel omdat aan beide zijden een ultra offen
sieve geest gekweekt was. Verwacht werd, dat met Westersche
legers de aanvoering niet tot langdurige gevechten zou overgaan.
(Mil. Wochenbl. 1907 No. 27).
Het is van algemeene bekendheid, dat de beide partijen ondanks
hun offensieve opvattingen toch in een posititieoorlog vastraakten.
De Italianen en Oostenrijkers houden elkaar evenzeer in evenwicht.
Op het Russische front zien we in het groot dezelfde schommelin
gen als in 't klein op het West-front. De Serviërs konden op
een bepaald tijdstip ook niet verder vooruit en zijn thans tot
wijken gedwongen door het inwerken van een nieuw element
(Bulgarije), waarbij zij hun aanleuning verloren. Aan de Dardanellen,
waar uitbreiding onmogelijk is, dezelfde stilstand; in den Kaukasus
idem.
Moet dus de veronderstelling ten eenen male verworpen worden,
dat bij voldoende aanleuning gelijk bewapende en van voldoende
munitie voorziene krachten elkaar in evenwicht houden? Hetver-
steenen van een bewegingsoorlog tot een positieoorlog is m.i. een
tactisch verschijnsel, de lengte aan het front is bijzaak, mits de
aanleuning er maar is. Ik wil hiermede niet voorstellen, dat ook
op Java een jarenlang positieoorlog gevoerd zal worden, volstrekt
niet. Maar wel tracht ik te betoogen, dat het ook in onze Indische
23
KUNST IN HET N.I. LEGER.