Jan. 1916.] Ambulance-HondeNJ. een belangstelling, die alleen kan voortspruiten uit de overtuiging, dat de bewezen diensten tot de zéér belangrijke behooren. Ook het feit, dat de vraag thans het aanbod overtreft,1) is mede een voldoend bewijs voor de bruikbaarheid dezer dieren. Waar dus de ambulance-hond zich in alle Eur. legers een vaste plaats heeft veroverd en in verband met het feit, dat wellicht ons leger binnen afzienbaren tijd eveneens over een voldoend aantal dezer dieren zal kunnen beschikken, schijnt het niet ondienstig enkele niededeelingen omtrent de wijze van werken 2) der Roode- Kruis honden te doen en zulks te meer, waar uit de couranten-be richten en gesprekken blijkt, dat er hoogst eigenaardige opvattingen over dit onderwerp bestaan en somtijds (uit onwetendheid) de meest buitensporige eischen aan hun optreden gesteld worden. De ambulance-hond moet: a. gebruik makende van zijn scherp ontwikkelde reukorganen, een hem aangewezen terrein op commando afzoeken (revieren) naar daarop aanwezige gewonden en b. wanneer hij daarin geslaagd is, dit op de een of andere wijze zijn geleider melden. Om aan het eerste deel van zijn opdracht te kunnen voldoen, moet zijn geleider hem behulpzaam zijn door het af te zoeken ter rein langzaam zig-zag's gewijze te doorloopen. De hond moet nu in snellen gang en in groote bogen vóór zijn geleider uitgaan en zoodoende een flinke terreinstrook rechts en links van den weg, wel ken zijn baas volgt, afzoeken. 3) 1) Volgens enkele berichten bedraagt het aantal Roode-Kruis honden bij het Duitsche leger in gebruik reeds meer dan 2000, en nog steeds worden in Duitschland de hondenbezitters aangespoord, hun dieren be schikbaar te stellen en te doen africhten. 2) De eigenlijke „africhting" blijft hier buiten beschouwing. 3) De breedte van deze strook is afhankelijk van den aard van het ter rein en, in hooge mate, van het karakter van den hond. Terwijl de eene hond b.v. een strook van 200 a 300 M. voor zijn rekening neemt (z. g. „ruim" revieren) zal een ander dier liefst niet meer dan 50 a 100 M. van zijn baas weggaan. Beide dieren zijn practisch zeer goed bruikbaar; zij vereischen echter ieder een ander optreden van den geleider. 40

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 42