jan. 1916.| Ambulance-Honden. zijn baas niet meer naar den gewonde (doode) kan brengen. Dit vindt zijn oorzaak als regel in den onderlingen stand van ge wonde en geleider in verband met de heerschende windrichting. b. Het komt ook vooral 's nachts voor, dat het dier vrij veel tijd noodig heeft om, na bij den gewonde te zijn geweest, zijn baas terug te vinden. De vele bogen en omwegen bij dien tocht naar zijn baas afgelegd, hebben dan als regel bovendien nog de sub a genoemde fout ten gevolge. c. De geleider moet den hond vrij snel volgen. Doet hij dit niet, dan „hindert" hij het dier, wat veelal nadeelige gevolgen met zich brengt. Nu is vlug loopen bij daglicht geen onoverko melijk bezwaar, doch als de geleider's nachts met flinken pas door slootcn en heggen, over loodrechte afgravingen enz. getrokken wordt, komt hij vaak voor hoogst onaangename verrassingen te staan. cl. De geheele methode heeft iets vreemds en is ongeveer te ver gelijken met het volgende: Bij nacht willen A en B op een willekeurig terrein naar C gaan zoeken. Zij doen dit min of meer onafhankelijk van elkaar. Eindelijk heeft A het geluk C te vinden en inplaats van nu B te roepen en tot diens komst bij C te blijven, gaat A in het duister eerst B zoeken om, als hij dien eindelijk gevonden heeft, te samen naar C terug te keeren. e. De methode is in het leven geroepen door een abnormalen toestand. Het is de vraag, of een dergelijke toestand zich ook in andere oorlogen zal voordoen; en die onzekerheid maakt huiverig om een goede en beproefde methode (sub 2) op te offeren voor een minder goede. Het spreekt vanzelf, dat al die bezwaren terzijde gezet moeten worden, indien de noodzakelijkheid daarvan, ook voor de toekomst, met voldoende zekerheid is te vermoeden. Zoolang dat nog niet het geval is, schijnt de sub 2 vermelde methode het meest aanbe velenswaardig. Is de geleider bij den gewonde (doode) aangekomen, dan is voorloopig de arbeid van den hond geëindigd en begint die van den geleider. 1) Voegt men nu bij het leerprogramma van den hond /«Schotvast heid en 2o marschvaardigheid, terwijl natuurlijk het dier in de eerste 46

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 48