[Jan. 1916.
hadden. Militaire patrouilles van uit Dolonnor (met
een garnizoen van ruim 3000 man bereden en gewone
infanterie) hadden aanraking met de benden, waarbij
een officier gesneuveld en eenige gewonden. In
totaal schenen een 400 militairen naar het rooverge-
bied te zijn gedirigeerd.
In den namiddag bespreking met den Chenshoushi,
zooveel als civiel en militair gouverneur van een
grensdistrict met den rang van generaal, waarbij er
op aangedrongen werd maatregelen te nemen der
commissie in de uitvoering van haar opdracht ter
zijde te staan. Er werden op zijn Chineesch over
dreven verhalen gedaan en allerlei bezwaren gemaakt,
zoo o.a., dat de generaal geen opdracht had ons een
militair escorte mede te geven en dat onze passen
niet verder gingen dan Dolonnor. Daarom getele-
grapheerd aan de Nederlandsche Legatie te Peking
om uitbreiding der passen tot Binnen-Mongolië
telegraphisch te bewerkstelligen en den generaal,
eveneens telegraphisch, van orders te voorzien, tegen
welke handelwijze deze autoriteit geen bezwaren had.
12 t/m 17 Juni 1915. Deze dagen verliepen in hoofdzaak in weder-
zijdsche telegrammenwisseiing met onzen Gezant,
teneinde een voldoend militair escorte te verkrijgen,
waarbij de commissie ten slotte voorstelde 40 a 50
goed bereden en uitgeruste militairen mede te geven.
Bij de verschillende onderhandelingen heeft de
commissie zich de hulp toegevoegd van den heer
Duijvendak voornoemd, waarvoor dezen heer zijn
reis- en verblijfkosten voor rekening van de algemeene
onkosten, aan den aankoop verbonden, gedefrayeerd
werden.
De commissie was successievelijk tot de ontdekking
gekomen, dat het fokdistrict, Awagawang geheeten,
een leenroerig vorstendom in Binnen-Mongolië gele
gen, 8 a 10 marschdagen verder ligt en dat aldaar de
paarden met cash zilver en koper n.l. in taels betaald
moesten worden, hetgeen het transport van eenige
53
LEGERPAARDEN EN MUILDIEREN IN CHINA 1915.