LEGERPAARDEN EN MUILDIEREN IN CHINA 1915. [Jan. 1916. gen een leven in de tropen en eene zekere angst voor kortademigheid en „drsykin" is misschien niet overdreven. De commissie acht het in het belang van de paar den, dat hun verblijf op het Remonte-depot zooveel mogelijk wordt beperkt, terwijl het, naar hare mee ning, aanbeveling verdient—ook in verband met den leeftijd—de africhting zooveel mogelijk te bekorten en te vereenvoudigen. Enkele rege- De ponies werden, meestal daags naden aankoop, lingen na den gebracht naar een uitgestrekte steppe, waar zij in aankoop. een groote kudde van een 800 paarden werden opge nomen onder toezicht van 2 bereden Chineezen, die daarvoor in totaal 20 ontvingen. Al grazende werd die kudde overdag over een afstand van ongeveer 35 Li in beweging gehouden, zoodat zij steeds een 15 a 35 Li van Dolonnor ver wijderd bleef. Ter onderscheiding werden onze po- nies op de rechterdij gebrand CR. Het nummeren op den hoef was practisch niet uitvoerbaar. Op die prairie bevond zich bovendien nog een kudde van ongeveer 1000 merries. Als algemeen weiderecht moest per pony, onver schillig voor hoelang, 1 betaald worden. Om gebrand te worden doet men de ponies eerst de „hobbles" aan, een touw met 3 leeren lussen om een voorbeen en de achterbeenen. Alle ponies laten dit willig toe, ze zijn er van af hun jeugd aan gewend. De „hobbles" worden zelfs vaak in de weide aan gelegd, waardoor men niet zelden ontstoken peezen opmerkt. Hun gebruik is echter zeer handig, zoodat er 12 a 1 per stuk gekocht werden om bij het 't inladen te dienen, aan boord, enz. Tevens wordt de praam aangedaan, zijnde een gewoon touwtje aan het kopstuk van de holster geknoopt en daarna handig met een mastworp om den bovenlip. Besloten werd om de ponies te Dolonnor zoo 65 I. M. T. 1916. 5.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 67