uit de Pracfijfe.
Bod alle infanterieofficieren.
De commissie van advies in zake de vaststelling van de bepak
king voor de infanterie,
Lid tevens voorzitter: de Luitenant-Kolonel der Infanterie S.H.
Schutstal van Woudenberg.
Leden
de Majoor der Infanterie K. P. A. M. voor Raesfeld Meyer,
de Kapitein der Infanterie L. A. Bedet,
de Kapitein der Intendance R van den Ende,
de Kapitein der Infanterie A. J. Keiler,
de Kapitein der Infanterie S. Alberda,
doet een beroep op alle officieren der infanterie om haar behulp
zaam te willen zijn in de haar verstrekte opdracht.
Zeer zal worden op prijs gesteld- naast het maken van opmer
kingen, waartoe de huidige bepakking aanleiding geeft- het aan de
hand doen van denkbeelden of het indienen van voorstellen, welke
zullen kunnen leiden tot een doelmatige draagwijze en eene beper
king tot een minimum aan gewicht der door den man mede te
voeren bepakking, zonder 's mans uitrusting voor het gevecht te
verminderen.
Bij het bepalen van de draagwijze van artikelen, welke niet tot
de, gedurende den marsch en het gevecht, van den man onafscheide
lijke wapening en pionieiuitrusting behooren, stelt de commissie
zich voor er op te letten, dat:
a. noodverband, noodration, eetketel en veldflesch steeds bij den
man moeten blijven, ook al wordt de veldzak (ransel of rück-
sack) afgelegd en (tijdelijk) achtergelaten;
b. er naar moet worden gestreefd om den man de voor hem noodig
geoordeelde uitrusting ook bij zware marschen, zelf te doen
dragen, zoodat vervoer vSn een deel daarvan bij den bagage-
trein tot een uiterst minimum ware te beperken; in geen geval
zal bagage bij den gevechistrein mogen worden medegevoerd;
c. bedoelde artikelen gemakkelijk kunnen worden geborgen in en
aan het daarvoor bestemde uitrustingsstuk (veldzak, ransel, rück-
sack, enz.), zonder dat de man zelf, dan wel zijn neven (achter
man in zijne bewegingen wordt gehinderd;
d. het in punt c. hiervoren bedoelde uitrustingsstuk gemakkelijk
kan worden omgehangen en afgelegd.
8J
I. M. T. 1916. 6.