Uit de Practijk.
[Jan. 1916.
langzamerhand flink glad geworden was, menige tombade werd
gemaakt,
Dit wat betreft het te doorloopen parcours.
De deelnemers waren gekleed in veldtenue en volledig bepakt.
Van elke compagnie waren de 10 beste kampioenen in een ploeg
vereenigd, die onder een commandant elkaar bij het overtrekken
der hindernissen mochten helpen.
Elke ploeg marcheerde in zijn geheel af, in den gang door den
commandant vastgesteld en moest ook in zijn geheel op het eindpunt
aankomen.
Ook de regeling der gangen werd uit den aard der zaak aan de
commandanten overgelaten. Met een verschil van 15 minuten
startten de vier ploegen, waardoor zekerheid werd verkregen, dat
zé elkaar niet zouden inhalen en hinderen.
Opmerking verdient het, dat bijna alle deelnemers jonge soldaten
waren, met een diensttijd van minder dan U4 jaar; slechts twee der
kampioenen waren oude soldaten.
Het succes van dezen wedstrijd en de belangstelling van de zijde
der militairen, die onder luid gejuich het overtrekken vooral van
de laatste hindernis volgden, zullen ongetwijfeld er toe bijdragen
dergelijke cross-country's vaker te houden, maar dan over grootere
afstanden met een geleidelijke opvoering van de moeilijkheden in
het terrein. Een goede gelegenheid is deze sport ook het kader in
kaartlezen, te oefenen en hen daarin te beoordeelen, door b. v. over
een parcours van 10 a 15 K. M. controle-posten uit te zetten en
het aan de ploeg-commandanten over te laten, langs welken weg
over deze posten zal worden gemarcheerd en in welk tempo de
verschillende étape's moeten worden afgelegd.
En thans ten slotte een varia op een oud thema. Ook hier weer
waren de toegekende geldprijzen veel te gering. Een prijs van twee
heele guldens per man is niets voor een zoo inspannenden wedstrijd
en zeker niet bevorderlijk voor een aangroeiende ambitie. Voor de
leger-schietwedstrijden worden gelukkig wel flinke prijzen beschik
baar gesteld en ziet de winnaar zijn moeite behoorlijk beloond,
maar de bedragen, die te goed worden gedaan voor korps- en garni
zoenswedstrijden, zijn met het oog op de vele takken van sport,
waarin zij moeten worden gehouden, absoluut onvoldoende. Wat
b. v. te zeggen van een prijs van acht gulden als eerste prijs korps
wedstrijd—degen als men weet, dat die luttele som over zes win
ners moet worden verdeeld?
Wil men nut zien van wedstrijden als de hierboven genoemde,
dan zouden b. v. even voor de jaarlijksche brigade-oefeningen cross
country's moeten worden gehouden over groote afstanden en zullen
flinke geldprijzen de deelnemers voor de inspanning en toewijding
behooren te beloonen.
I.
83