Van Alles Wat. Jan. 1916.] oefeningen, marschen, manoeuvres e d., ervan het jaar maar weinig dagen overblijven, dat de compagnies-commandamen in staat zijn, oefeningen te houden om in verband met de verschillende graden van geoefendheid, waarin de onderscheiden individueën zich bevin den, te komen tot een goed geoefend geheel, waarvoor hij gaarne de verantwoordelijkheid zal dragen. Bij de korpsen, waarbij ik zelf gediend heb, konden de uren voor het opleiden van de manschap pen best worden gebruikt, zonder dat van bezighouden sprake be hoefde te zijn. Het is mij natuurlijk niet bekend, of de geoefendheid van het personeel bij de andere onderdeelen van het leger van dien aard is, dat inderdaad de leiders met den beschikbaren tijd geen raad weten. Waar kapitein Kiés evenwel spreekt van geest-doodende theorieën, daar geeft hij zelf aan, dat aan het stelsel van opleiding, of in ieder geval aan de uitvoering van dat stelsel, nog al het een en ander ontbreekt, en in dit geval lijkt het mij meer aanbevelens waard hierin verbetering te brengen, dan te zeggen, dat het beter is, er nu maar heelemaal niets meer aan te doen en den man een burgerambacht te gaan leeren. Maar bovenal moet eens nagegaan worden, in hoeverre het leeren van een ambacht in den beschikbaren vrijen tijd succes kan heb ben (hierbij rekening houdende met de vele dagen, dat de man door manoeuvres, schietoefeningen, overplaatsingen, groote marschen en andere dergelijke noodzakelijkheden verhinderd zal zijn, zijn opleiding behoorlijk voort te zetten of te voltooien). Wel wordt gewezen naar het succes van de tegenwoordige werkplaatsen in de strafgevangenissen, maar afgescheiden van het feit, datdemen- schen daar niet enkele uren, maar geheele dagen aan het werk worden gezet, mag toch dat succes nog wel eenigszins in twijfel getrokken worden. Een feit is, dat er in de gevangenissen wordt gewerkt (men vrage echter in vele gevallen niet hoe), maar dat de opleiding, die de verschillende personen daar krijgen van veel be lang is voor latere tewerkstellingen in de industrie, is daarmede nog niet aangetoond. Dit zal in ieder geval niet van belang kun nen zijn, omdat de menschen in korten tijd op ouderen leeftijd geen ambacht meer leeren. Over het algemeen wordt over het vormen van goede handwerkslieden veel te licht gedacht en de meeste menschen beseffen niet, wat aan het uitvoeren van een eenvoudig werkstuk veelal vastzit en hoe routine vaak een veel belangrij ker factor is dan opleiding. Voor het leger zou dan uitgemaakt moeten worden, op welke wijze men zich die opleiding zou voorstellen. Hierbij zouden twee wegen kunnen worden ingeslagen en wel het oprichten van leer ateliers in alle garnizoensplaatsen met geschikt personeel, dat met de opleiding is belast, dan wel kunnen de manschappen toestem ming krijgen om in hun vrijen tijd in bestaande fabrieken of 90

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 92