Overzicht van Nederlandsche Militaire Tijdschriften. [Jan. 1916.
Van de operatiën gedurende de maand September wordt meer
uitvoerig de Duitsche poging tot omsingeling van de Russen bij
Wilna behandeld. Een operatie von Hindenburg waardig, zegt S,
maar die als omsingelingspoging is mislukt.
Toch hebben de Russische legers aldaar zeer gevaarlijke oogen-
blikken doorleefd. Grootvorst Nicolaas zou het niet zoover hebben
laten komen, meent S.
Met een kort woord wordt nog gewag gemaakt van de operatiën
op Gallipoli, waar S in de periode der najaarsstormen, zware dagen
voor de geallieerden tegemoet ziet. Inmiddels zullen nu de najaars
stormen voorbij zijn. Toch kunnen, naar we meenen, de zware
dagen nog wel komen.
Bij het afsluiten van zijn overzicht had S. juist de eerste berichten
over het groote offensief van de gëalliëerden op het Westfront.
Naar schrijvers meening heeft de politiek bij het bepalen van het
tijdstip voor dit offensief zijn invloed doen gelden. S. is overtuigd,
dat Generaal Joffre nog niet gereed was, dat hij nog niet al de
voor zulk een offensief benoodigde troepen ter plaatse had en dat
hij nog niet beschikte over voldoenden overvloed van munitie.
Ten slotte zij nog de aandacht gevestigd op het „Militair politiek
maandoverzicht"
N.
Marineblad 1915—1916.
Vierde Aflevering.
Onder het opschrift „Over hoogere vorming" geeft A. t. B. H. eenige
grondwaarheden, gevolgd door een vermelding van de eischen, waar
aan een zeeofficier voor de toelating tot de Hoogere Krijgsschool
(bij de Marine) moet voldoen. Tevens wordt nog een opsomming
gegeven van de aan genoemde hooge school te behandelen onder
werpen.
We spraken van grondwaarheden. Als zoodanig zijn ze door
S. bedoeld. Of ze het allemaal zijn, wagen we te betwijfelen.
Niemand zal de waarheid van de uitspraak „bij de beoordeeling van
den mensch als leider is karakter de overheerschende factor" in
twijfel trekken, maar als daarop dan volgt: „Als Beethoven toevallig
veldheer was geworden in plaats van componist, zou hij als zoo
danig waarschijnlijk de gelijke van Napoleon geweest zijn; hij zelf
dacht de meerdere", dan, zoo meenen we, is twijfel gerechtvaardigd.
Ook stellen we een klein vraagteeken bij de uitspraak: „Er is geen
positie denkbaar, waarin meer en hooger eischen aan den mensch
gesteld worden dan in die van commandant van een oorlogsschip".
97
I. M. T. 1916. 7.